Onderwijs past nog steeds niet alle kinderen

Delen op Social Media

Leestijd: 3 min.

Het doel van de Wet passend onderwijs is om alle kinderen, ook die met een handicap, naar dezelfde, gewone school te sturen. Ruim zes jaar later is die doelstelling nog niet gerealiseerd. De Leidse Lector Residentiële Jeugdzorg Peer van der Helm vindt dat het ministerie van Onderwijs meer realisme moet tonen.

In 2014 werd de Wet passend onderwijs ingevoerd zodat alle kinderen een ‘plek krijgen op een school die past bij hun mogelijkheden en kwaliteiten’. Twee jaar later ratificeerde ons land het VN verdrag voor de rechten van mensen met een handicap. Artikel 24 van dat verdrag stipuleert dat de overheid inclusief onderwijs dient in te voeren.

De overheid dient er met andere woorden voor te zorgen dat kinderen met een handicap naar ‘gewone’ scholen kunnen gaan en niet langer naar het speciaal onderwijs worden verwezen. Dat zou niet alleen beter, maar ook goedkoper zijn.

Wettelijke doelstellingen niet gehaald

De belangrijkste uitkomst van de evaluatie van de Wet passend onderwijs laat zien dat de doelstellingen van de wet niet zijn gehaald, en dat het speciaal onderwijs eerder groeit dan krimpt. In een opinieartikel in de Volkskrant van 19 november vorig jaar schrijven onderzoekers dat het beleid van minister van Onderwijs en Media, Arie Slob Onderwijs de afgelopen jaren weliswaar leidde tot kostenbeheersing en decentralisering, maar niet tot beter onderwijs voor kwetsbare kinderen.

Om de belangrijkste wettelijke doelstelling alsnog te bereiken, wil de minister 25 verbetermaatregelen doorvoeren. Hij probeert het tij onder anderen te keren door inclusief onderwijs in te voeren. Dat moet komen naast het passend onderwijs.

De schrijvers van het eerder genoemde opinieartikel, een groep wetenschappers die het passend onderwijs sinds de invoering in 2014 onderzoekt, vinden echter dat de minister eerst maar eens duidelijk moet maken wat hij onder ‘passend’ onderwijs verstaat.

Het huidige onderwijs is ‘one size fits all’, waaraan de meeste kinderen zich wel kunnen aanpassen. Maar niet alle kinderen en ook niet alle leerkrachten. Ontwikkelingspsycholoog Inge Zweers toonde in haar proefschrift uit 2018 al aan dat kinderen met ernstige gedragsproblemen op het reguliere onderwijs vaak niet tot hun recht komen. Oftewel, een kind met een verstandelijke beperking of ernstig autisme heeft weinig aan een remedial teacher of onderwijsassistent

Daarnaast is er het probleem van oppottende samenwerkingsverbanden, waardoor onderwijsgeld niet terechtkomt waarvoor het bestemd is.

Inclusief onderwijs kan niet overal

Het inclusief onderwijs dat de bewindsman er door probeert te duwen, wat is dat eigenlijk? Is het een structuur die kinderen met een meervoudige beperking naar het reguliere basisonderwijs stuurt en waarvoor we ziekenhuisbedden en zuurstofapparatuur moeten installeren? Een onderwijsvorm die ervoor zorgt dat kinderen met ernstig autisme – en snel overprikkeld raken – in een klas van 30 leerlingen moeten aanschuiven? Een structuur die kinderen met een verstandelijke beperking ertoe dwingt een Cito-toets te maken, terwijl je op voorhand kunt weten dat ze daar onvoldoende op zullen scoren en dat hoogbegaafde kinderen falen door motivatiegebrek?

Inclusief onderwijs is in kleine dorpsscholen nog wel te organiseren, maar op grote scholen in grootstedelijke gebieden vrijwel onmogelijk. We zien nu al dat sommige ROC’s aparte afdelingen passend onderwijs oprichten, die beslist niet inclusief zijn.

Ouders en leraren zitten met de brokken

Ratificatie van een ondoordacht verdrag, zware bezuinigingen, oppottende samenwerkingsverbanden en onduidelijke criteria, gezamenlijk vormen ze een giftige cocktail met alle gevolgen van dien voor kwetsbare kinderen en hun ouders. Waar vroeger kinderen met ernstige problemen naar de kleinere klassen van het speciaal onderwijs gingen, wordt ze nu een lijdensweg opgedrongen. Een barre tocht langs verschillende scholen onderbroken door periodes van langdurig thuiszitten die uiteindelijk toch in het speciaal onderwijs uitkomt. En de wanhopige ouders en de leerkrachten in het speciaal onderwijs zitten ondertussen met de brokken.

De samenhang met andere wetten is belangrijk voor verdere participatie, zo schreef ik hier al eerder. De Jeugdwet, de Participatiewet, de Wet langdurige zorg, en de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarmee veel jongeren en jongvolwassenen in het passend en speciaal onderwijs mee te maken hebben, functioneren echter slecht.

Een recent rapport van het SCP over het functioneren van het sociaal domein –Sociaal domein op koers – biedt een weinig florissant beeld. We zien dat onder anderen terug in de moeilijkheid voor bepaalde jongeren om een stageplek en werk te vinden. Wat heb je aan een diploma als niemand je wil hebben?

Het advies SCP aan de beleidsmakers luidt: ‘wees realistisch over de redzaamheid in de zorgzame samenleving, denk breed en reken jezelf niet rijk.’ Hetzelfde advies wil ik aan de bewindsman voor Onderwijs meegeven.

Minister moet grenzen aangeven

Het is van cruciaal belang dat minister Slob een visie presenteert op participatie en duidelijk definieert wat passend is alvorens hij verbetermaatregelen afkondigt. Daarnaast moet hij de grenzen van passend en inclusiever onderwijs aangegeven. Dat zal ongetwijfeld een heikel punt blijken te zijn, want de juristen van het college van de Rechten van de Mens zullen vast zeggen: ‘verdrag is verdrag.’

De minister moet ten faveure van kinderen en jongvolwassenen tegen die legalistische opstelling ingaan. Overigens kan het reguliere onderwijs ook best een stukje opschuiven, maar niet ten koste van alles. En al helemaal niet als leerkrachten en kinderen er de dupe van worden.

Peer van der Helm is lector Residentiële Jeugdzorg aan de Hogeschool Leiden
Door Peer van der Helm
13 januari 2021

socialevraagstukken.nl/onderwijs-past-nog-steeds-niet-alle-kinderen/

Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay

Ontdek meer

Volledig overzicht bekijken?