Richtlijnen Jeugdhulp en Jeugdbescherming

Delen op Social Media

Leestijd: 4 min.

Werken met Richtlijnen jeugdhulp.nl

Als Jeugd- en gezinsprofessional werk je in overeenstemming met professionele standaarden. Daar horen richtlijnen bij. Deze richtlijnen zijn toegankelijk voor alle professionals via een website en tool. Een van de richtlijnen is de richtlijn Kindermishandeling. Zie de website van de Rijksoverheid https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/meldcode

Deze richtlijn bespreekt het handelen van de professional conform de meldcode maar gaat ook dieper in op de rol van de professional in het sociaal domein.

Op initiatief van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen (NVO) en de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW) ontwikkelt het Programma Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming richtlijnen voor jeugdprofessionals en ondersteunt het ook bij de invoering ervan. Hieronder lichten we de richtlijn Kindermishandeling toe.

Als jeugd- en gezinsprofessional werk je in overeenstemming met professionele standaarden. Daar horen de richtlijnen jeugdhulp ook bij. Als professional in het sociaal werk weet je van het bestaan van deze richtlijnen, kun je ze bespreken met de collega’s en ken je de inhoud die specifiek van belang is voor de voor jeugd- en gezinsprofessionals.

De richtlijn gaat in op de 5 stappen van de meldcode, de gevolgen van kindermishandeling en de taken van de jeugd- en gezinsprofessional. 

De richtlijn beschrijft nog een stap 0 – het overwegen

Het overwegen gebeurt nog voor het signaleren. Het heeft bijvoorbeeld te maken met de overweging dat kindermishandeling een verklaring kan zijn voor de problemen binnen het gezin. 

Een overweging wordt een vermoeden of verdenking als de verklaring van het gedrag: 

  • niet passend is; 
  • niet aannemelijk is;
  • niet consistent is; 
  • voortkomt uit overtuigingen die niet stroken met de veiligheid van jeugdigen.
1: situatie in kaart brengen

Verzamel informatie over wat er goed gaat en waarover er zorgen bestaan ten aanzien van: 

  • Actuele veiligheid jeugdige (gebruik een valide taxatie-instrument); 
  • Psychische gesteldheid jeugdige;
  • Lichamelijke gesteldheid jeugdige (gespecialiseerde arts, Landelijk Expertisecentrum Kindermishandeling, Centrum Seksueel Geweld); 
  • Beide ouder(s): als persoon (Kindcheck) en als opvoeder (gebruik een valide instrument opvoedvaardigheden);
  • Omgeving jeugdige en gezin (sociaal netwerk); 
  • Hulpbehoefte (wat is er nodig); 
  • Mogelijk risico (gebruik een valide taxatie-instrument).
2: overleg en werk samen met collega’s en ketenpartners
  • Weet wanneer je wel en niet informatie over gezinnen kan of moet delen (verstrekken, verzoeken, uitwisselen). 
  • Raadpleeg de aandachtfunctionaris kindermishandeling, teamcoördinator/leidinggevende, Veilig Thuis, (forensisch) arts of specialist, hulpverleners betrokken bij het gezin, onderwijs, politie. 
  • Overleg en stem af met de politie indien sprake is van een (mogelijk) strafbaar feit, ernstige vormen van lichamelijke kindermishandeling, lichamelijke verwaarlozing, seksueel misbruik, eergerelateerd geweld, vrouwelijke genitale verminking of huwelijksdwang; om mede de dreiging in het gezin in te schatten; als alleen door aangifte kindermishandeling kan stoppen.
3: Ga in gesprek met ouders en jeugdige
  • Praat zonder (voor)oordeel met ouders en jeugdigen en betrek hen in het gehele proces, tenzij er gegronde redenen zijn (bijvoorbeeld in verband met de veiligheid) om daarvan af te wijken. 
  • Gebruik in deze fase geen vaktermen zoals ‘risicofactoren’. Gebruik liever ‘zorgen maken over …’, ‘wat gaat goed en waarover zijn er zorgen (bij professionals)’, ‘zorgpunten/ aandachtspunten’. 
  • Spreek in voor iedereen begrijpelijke taal. 
  • Vraag toestemming aan ouders om met de jeugdige jonger dan 12 jaar te spreken;
  • Vraag toestemming aan de jeugdige ouder dan 16 jaar om met de ouders te spreken;
  • Tussen 12 en 16 jaar: weeg dit op basis van ontwikkelingsleeftijd en capaciteiten van de jeugdige.
4: Weging

Weeg bij alle (ongunstige en gunstige) factoren de ernst en het risico. Blijf dit gedurende het gehele proces telkens weer doen bij nieuwe informatie en signalen. 

Gebruik het afwegingskader en weeg;

  1. Heb ik een vermoeden van of is er sprake van acute of structurele onveiligheid? 
  2. Heb ik op basis van de stappen (0) 1 tot en met 3 van de meldcode (nog steeds) een vermoeden of verdenking van, of is er sprake van kindermishandeling.
5: Beslis
  1. Is melden noodzakelijk? 
  2. Is hulpverlenen of organiseren (ook) mogelijk? 

Beslis nooit alleen. Bij twijfel neem dan contact op met Veilig Thuis. Houd in het dossier zorgvuldig de vermoedens en feiten bij en vermeld alle overlegmomenten en overwegingen, besluiten en het handelen.

Naar veiligheid en Herstel

Spreek expliciet met betrokken professionals, ouders en jeugdige af wie de regie heeft over de hulp rond het gezin. 
Maak bij een verhoogd risico op kindermishandeling gebruik van een opvoedondersteunend programma dat zich richt op: 

  • het vergroten van het competentiegevoel bij ouders;
  • het bijsturen van verwachtingen van ouders over de opvoeding; 
  • het vergroten van hun opvoedvaardigheden en persoonlijke vaardigheden; 
  • behandeling van of leren omgaan met GGZ-problematiek bij ouders en/of jeugdige. 
Wanneer sprake blijkt van kindermishandeling: 
  • Maak eerst een veiligheidsplan om kindermishandeling te stoppen en de veiligheid in het gezin te herstellen en te bevorderen. 
  • Werk met het hele gezin en het sociaal en professioneel netwerk aan het gemeenschappelijk hoofddoel (veiligheid) via concrete haalbare doelen, en versterk de positieve krachten van het gezin. 
  • Werk zoveel mogelijk met goed onderbouwde interventies en programma’s. Geef jeugdigen minimaal psycho-educatie die de jeugdige o.a. ‘ontschuldigt’ en uitlegt dat ieder kind recht heeft op veiligheid. 
  • Bied jeugdigen die getuige zijn geweest van geweld in huis een gerichte interventie aan, ingebed in een gezinsgericht programma. 
  • Bied jeugdigen indien nodig aanvullend individuele traumabehandeling aan. Ga na welke hulp, gericht op de eigen (psychiatrische en psychosociale) problemen, ouders en jeugdigen nodig hebben. 
  • Bied ouders bij kinderverwaarlozing de volgende hulpvormen (gelijktijdig) aan:
    • hulp gericht op opvoedvaardigheden; 
    • hulp gericht op het vervullen van de basisbehoeften van jeugdigen; 
    • hulp gericht op de eigen (psychiatrische en psychosociale) problemen.

Geschreven door Summer Koster – TIMM Consultancy

Ontdek meer

Volledig overzicht bekijken?