Sociaal domein heeft baat bij een rechtvaardige en duurzame verzorgingsstad

Delen op Social Media

Leestijd: 3 min.

Om de verwachtingen bij de decentralisatie van het sociaal domein alsnog waar te maken, is meer dan extra geld nodig. Stevige lokale plannen en ruimte voor samenwerking in de uitvoering. De  verzorgingsstad 2.0 biedt daarvoor perspectief.

De decentralisatie van het sociaal domein betekende een omvangrijke taakverzwaring voor gemeenten. Vanaf januari 2015 werden ze verantwoordelijk voor uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) evalueerde onlangs de decentralisatie en gaf een genuanceerd maar vooral somber antwoord op de vraag of het sociaal domein op koers ligt. De belangrijkste bevindingen van het SCP zijn dat het sociaal domein stagneert en dat de ondersteuning van kwetsbare burgers niet op orde is. Aan de hooggestemde verwachtingen kon met het gegeven budget en in de beschikbare tijd eenvoudigweg niet worden voldaan.

Wat Rijk en gemeenten moeten doen

Herbezinning en bijsturing van het proces is nodig, aldus SCP. Om te beginnen moet het Rijk de mogelijke opbrengst van bezuinigingen voortaan niet meer meteen inboeken. De ontwikkelingen in de jeugdzorg laten zien welke negatieve gevolgen het kan hebben als het Rijk dat wel doet. Sterker nog, om verdere schade aan de jeugdzorg te voorkomen moet het nu € 1,4 miljard extra aan de gemeenten overboeken.

Maar extra geld alleen is lang niet voldoende. Om de vaak taaie en complexe problemen als armoede duurzaam te kunnen aanpakken zijn ook stevige lokale plannen nodig en veel aandacht voor de uitvoering daarvan. Gemeenten moeten hierbij het voortouw nemen en samen met alle betrokkenen een samenhangend handelingsperspectief ontwikkelen, een verzorgingsstad 2.0. Veel bouwstenen daarvoor zijn al beschikbaar en kunnen tot een werkbaar geheel worden gesmeed.

Van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad

In 2013 lanceerde SCP-directeur Kim Putters het begrip verzorgingsstad. Hij voorzag de trend van één verzorgingsstaat naar meerdere verzorgingssteden. Om hun rol met verve te kunnen spelen, moeten verzorgingssteden aan hoge eisen voldoen. Putters vond dat ze moesten werken aan drie agenda’s: een morele, een institutionele en een kennisagenda.

Inmiddels zijn we acht jaar verder. We weten dat de decentralisatie van het sociaal domein niet op koers ligt en dat er nieuwe ideeën bestaan over de inrichting van duurzame en rechtvaardige steden en samenlevingen. Het is tijd voor een update van Putters’ verzorgingsstad. Bij de ontwikkeling van de verzorgingsstad 2.0 moeten de drie agenda’s worden geactualiseerd en aangevuld met nieuwe bouwstenen.

De morele agenda moet niet alleen gaan over de klassieke principes van de verzorgingsstaat, maar  gelet op de lokale weerslag van mondiale problemen ook over lokale en wereldwijde rechtvaardigheid: think global, act local.

De institutionele agenda moet niet beperkt blijven tot sterke lokale democratie en pers, maar juist bij de taaie problemen ook gaan over de samenwerking van overheden met instellingen, bewoners, sociaal ondernemers en onderzoekers. Bijvoorbeeld in stadslabs of crafting communities: lokale gemeenschappen die op ambachtelijke wijze publieke waarden als gelijke kansen of leefbare wijken realiseren.

De kennisagenda ten slotte moet gericht zijn op kennis uit onderzoek, maar ook op vakkennis van professionals en ervaringskennis van bewoners. Zo ontstaat meervoudig bewijs en wordt het simplificerende denken in enkelvoudige ‘evidence based’ programma’s vermeden. Dan komt er ook oog voor de context en de samenhang van maatschappelijke problemen, zoals ook de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving bepleit.

Vier aanvullende bouwstenen

Voor de totstandkoming van een verzorgingsstad 2.0 zijn extra bouwstenen van belang.

Ten eerste het begrip brede welvaart, oftewel materiële welvaart, welzijn, gezondheid, onderwijs, werk, politieke stem, sociale relaties, economische en fysieke veiligheid. Het gaat bij deze bouwsteen om welbevinden en kwaliteit van leven in het ‘hier en nu’, om ‘elders in de wereld’ en ‘later’.

Ten tweede de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (2015), bijvoorbeeld die over het bevorderen van veerkrachtige en duurzame steden en gemeenschappen.

Ten derde de ontwikkeling van een donuteconomie (Raworth, 2017) met een ecologisch plafond en een duurzaam sociaal fundament.

Ten vierde het recht op de stad en andere mensenrechten, zoals genoemd in de New Urban Agenda van de Verenigde Naties (2017). Daarin wordt benadrukt dat de stad van iedereen moet (kunnen) zijn.

Alle bouwstenen overlappen en hangen samen, waardoor ze des te gemakkelijker passen in een plan voor een verzorgingsstad 2.0.

Investeer in sociaal domein

Er is behoefte aan duurzame oplossingen voor taaie en complexe maatschappelijke problemen als armoede en sociale ongelijkheid. Gemeenten, professionals en bewoners werken daar vaak al samen aan. Daardoor zijn tal van plekken van hoop, inspiratie en verandering ontstaan.

Er zijn geen gemakkelijke oplossingen. Het is noodzakelijk dat het Rijk stevig gaat investeren in het sociaal domein, deels om de fouten van de decentralisatie-als-bezuiniging te herstellen. Lokale samenwerkingsverbanden kunnen plannen ontwikkelen met oog voor uitvoering op maat. Op de werkvloer kunnen professionals schotten doorbreken. Het perspectief van een duurzame en rechtvaardige verzorgingsstad 2.0 biedt daarbij concrete handvatten.

Tekst door: Guido Walraven

https://socialevraagstukken.nl/sociaal-domein-heeft-baat-bij-een-rechtvaardige-en-duurzame-verzorgingsstad/

Afbeelding van Karsten Bergmann via Pixabay

Ontdek meer

Volledig overzicht bekijken?