Gemeenten moeten investeren in toegang tot zorg

Delen op Social Media

Leestijd: 3 min.

Gemeenten moeten niet bezuinigen, maar juist investeren in de toegang tot de zorg. De toegangsprofessionals bepalen immers voor een belangrijk deel wie welke zorg krijgt, en daarmee welke kosten daarmee zijn gemoeid. Zij kunnen ervoor zorgen dat het beschikbare budget beter en gerichter wordt besteed. ‘Het is een slecht idee de toegang tot de zorg aan aanbieders over te laten.’

Verdeling schaarste

‘Als de risico’s van de programmakosten niet bij degenen liggen die de toegang regelen, worden die kosten niet in aanmerking genomen’, stelt Duco Bannink. Als universitair hoofddocent bestuurskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam onderzoekt hij samenwerkingsprocessen in het sociaal domein. Samen met Wouter Poels en Bas Laan van Berenschot benadrukt hij het belang van goede toegang tot de zorg. Dat wordt in hun ogen momenteel ondergewaardeerd. ‘Aanbieders willen bijvoorbeeld alle jongeren helpen die voor hulp aankloppen. Dat is vanuit hun achtergrond logisch. Gemeenten moeten een andere afweging maken’, aldus Bannink. Gemeenten moeten een prioritering aanbrengen om het beschikbare, schaarse geld zo goed mogelijk te verdelen. ‘Als die afweging niet wordt gemaakt, loop je de kans dat jongeren die de hulp echt nodig hebben deze niet kunnen krijgen.’

Dilemma

Het uit elkaar halen van toegang en uitvoering is wel een dilemma, stelt Bannink. De toegang tot de zorg wordt door sommige gemeenten belegd bij externe aanbieders omdat deze in tegenstelling tot gemeenten kennis en kunde hebben over wat er met de hulpvrager aan de hand is en welke hulp en ondersteuning het best passend is. ‘Gemeenten hebben daarentegen wel verstand van prioritering en verdeling, maar doen daar vaak niets mee’, aldus Bannink. Daarnaast krijgen gemeenten alle hulpvragen onder ogen; aanbieders niet. ‘Het is voor gemeenten noodzakelijk een visie op ‘wat is zorg’ te ontwikkelen.’ Aan de hand van die visie kan de toegangsprofessional zorg toe- of afwijzen, betoogt Bannink. ‘Het ontbreekt regelmatig aan een praktische vertaling van de inhoudelijke doelstellingen en ambities, ziet ook Wouter Poels van Berenschot.

Tijdgebrek

‘Gemeenten zijn huiverig om in de toegang te investeren’, weet Poels. Ze moeten bezuinigen en doen dat op het gehele sociaal domein. ‘We zien in onze Benchmarks Sociaal Domein, waarin we de uitvoeringskosten van gemeenten vergelijken, dat de focus daarbij ligt op de programma- en uitvoeringskosten. Terwijl juist in de uitvoering keuzes worden gemaakt die de programmakosten beïnvloeden.’ ‘Je moet nu juist investeren in de toegangsprofessionals’, vult zijn college Bas Laan aan. ‘De caseload van de toegangsprofessionals wordt hoger en hoger, waardoor ze te weinig tijd hebben om goed te onderzoeken wat de best passende hulp is, of er informele hulp voor handen is of dat er toch een zorgprofessional moet worden ingezet.’ Vanwege het gebrek aan tijd, worden vaak voor de hand liggende keuzes gemaakt die niet altijd aansluiten op de inhoudelijke doelstellingen van gemeenten. ‘Wij spreken vaak toegangsprofessionals die al lang blij zijn als ze de aanvragen binnen de wettelijke termijn kunnen afhandelen.’

Resultaatafspraken

Toegangsprofessionals moeten onderzoeken wat voor de korte en lange termijn nodig is voor een inwoner met een hulpvraag en daarover resultaatafspraken met aanbieders maken, vinden Bannink, Laan en Poels. Na de toewijzing van hulp moeten de toegangsprofessionals blijven monitoren hoe het hulpverleningstraject verloopt en in de gaten houden of de afgesproken doelen worden behaald. ‘Na afloop van het traject moet de eindbalans worden opgemaakt en op basis daarvan het vervolg worden bepaald’, aldus Poels.

Afwentelgedrag

Dit vergt investeringen in de positie en in de kennis en kunde van de toegangsprofessionals, stellen de drie. Die leiden uiteindelijk tot besparingen in het sociaal domein, maar zeker ook tot een betere verdeling van het beschikbare budget. ‘De toegangsprofessional is er niet per se om ervoor te zorgen dat de zorg goedkoper wordt, maar wel om te zorgen dat de beschikbare middelen beter, meer gericht worden besteed’, benadrukt Bannink. Ten eerste moeten meer toegangsprofessionals worden ingezet zodat de caseload wordt verminderd. De toegangsmedewerkers krijgen daarmee meer tijd om, via tussentijdse monitoring, te kunnen sturen op de inhoudelijke doelstellingen; de realisatie van het gemeentelijk beleid. Ze moeten ook meer kennis van de wet- en regelgeving krijgen. ‘We zien vaak dat er heen en weer wordt geschoven met cliënten omdat niet duidelijk is onder welke wetgeving ze vallen’, verduidelijkt Laan. ‘Dat afwentelgedrag zorgt ervoor dat cliënten niet worden geholpen.’ Ten derde moeten de toegangsprofessionals niet alleen het aanbod van aanbieders kennen, maar ook weten welke informele hulp kan worden geboden. De kennis over de sociale kaart moet worden verbeterd. ‘Zij moeten weten welke voorzieningen er in een wijk zijn. Dat kan onderdeel uitmaken van het ondersteuningsaanbod’, aldus Poels.

Passend aanbod

‘Er wordt vaak gedacht dat gemeenten en aanbieders hetzelfde willen. Dat is een miskenning die leidt tot kostenoverschrijding’, stelt Bannink. Er is nu eenmaal een belangenverschil. Aanbieders willen mensen helpen, gemeenten moeten de beschikbare, schaarse middelen verdelen. ‘Hoe brengen we dat belangenverschil samen; daar moeten we naar kijken. Dat belangenverschil hoeft niet altijd conflictueus te zijn, maar het is niet congruent. Investeer als gemeente in de eigen kennis en kunde van je ambtenaren. Investeren in de toegang levert niet alleen besparingen op, maar leidt ook tot een beter passend aanbod.’

https://m.binnenlandsbestuur.nl/nieuws/gemeenten-moeten-investeren-in-toegang-tot-zorg.254156.lynkx

Afbeelding van Darko Stojanovic via Pixabay

Ontdek meer

Volledig overzicht bekijken?