Ouders én professionals willen verandering

Simba Familiezorg

Delen op Social Media

Leestijd: 7 min.


Simba Familiezorg is een afgerond pilotproject van SOS Kinderdorpen in Nederland en richtte zich op gezinnen waarvan kinderen (tijdelijk) niet veilig thuis kunnen wonen.  Het Ondersteuningsteam ondersteunt ouders en kinderen die te maken hebben met de toeslagenaffaire en een uithuisplaatsing. Beide teams delen hun ervaringen.

Ondanks alle politieke en media-aandacht voor de toeslagenaffaire is deze voor veel getroffen ouders en kinderen nog lang niet afgerond. Daarvoor zijn de dossiers te complex, de schulden te hoog en de financiële, persoonlijke en psychische schade te groot. Sommige ouders beginnen nu pas aan hun herstel en tot voor kort meldden zich nog nieuwe gedupeerden bij het Ondersteuningsteam. In de reacties van ouders zit veel boosheid, vertelt José Vianen. Zij helpt als projectlid in het Ondersteuningsteam ouders en kinderen bij contactherstel: “Hoewel de overheid dit onrecht heeft veroorzaakt, moesten ouders zelf de stappen voor herstel zetten. Wij kunnen hen en hun kinderen hierbij helpen.”  

Terugkeer van kinderen naar huis

Het pilotproject Simba Familiezorg werd in 2018 gestart door SOS Kinderdorpen en was gericht op gezinnen met een onveilige thuissituatie. Georgien Hakkert, projectmanager van de pilot: “Omdat na een uithuisplaatsing gezinnen vaak definitief uit elkaar vallen, werd tijdens de pilot via familiebegeleiding ingezet op terugkeer van kinderen naar huis en op het recht van broers en zussen om samen op te groeien.”

Bij het gesprek zit van beide teams ook een professional uit de praktijk. Shirley Fransman is teamcoach en procesbegeleider bij het Ondersteuningsteam. Bij Simba Familiezorg was Katja Verlaan familiebegeleider en die rol heeft ze ook in de voortgezette samenwerking. Door hun onderlinge contacten ontdekten beide teams een ‘zielsverwantschap’, aldus José: “We werken vanuit dezelfde waarden.”

Reacties van ouders begrijpen

Waar ligt het accent in de werkwijze van beide teams bij het benaderen van gezinnen? José: “Het moet liggen op het versterken van de ontwikkelkansen van gezinnen. Dat begint met luisteren naar wat ouders en kinderen hebben meegemaakt en de tijd nemen voor hun emoties, zorgen en verwachtingen.” Shirley vult aan: “Gelijkwaardigheid maakt het verschil. In de praktijk zie ik dat er lang niet altijd sprake is van een gelijkwaardige relatie tussen ouders en hulpverleners. Dat is ook niet eenvoudig, maar wel een voorwaarde om samen te werken met ouders.”

“Een lange adem is belangrijk, en niet te snel conclusies trekken”, meent Katja. “Dat je als begeleider begrijpt waarom ouders reageren zoals ze doen. Vaak gaan allerlei verhalen rond over een gezin. Ouders vragen zich af: wat vindt de volgende hulpverlener van ons?”

Georgien: “Bij Simba leerden we ook dat je aan alle professionals om het gezin aandacht moet besteden. Zij kunnen bijdragen aan verandering in de thuissituatie. We ontwikkelden de rol van systeemcoach om de samenwerking tussen alle betrokkenen op gang te brengen en te houden. In plaats van boos of wantrouwig te zijn, gaan ouders en hulpverleners elkaar dan als teamgenoot gaan zien.”

Niet altijd een pasklaar antwoord

Katja geeft aan dat ouders soms moedeloos zijn door opgestapelde problemen. “Het vraagt vaardigheden om weer vertrouwen in de hulpverlening op te bouwen. Als een ouder kiest voor het strijdmodel, geef ik aan dat ik van het overlegmodel ben. Dat gaan we uitproberen om wat muurvast zat weer vlot te trekken.” Shirley: “Een gezinssituatie kan zo ingewikkeld zijn dat er geen pasklare antwoorden of oplossingen zijn. Dat je dat mag erkennen verlicht de last op de schouders van hulpverleners.”

Georgien: “Het gaat ook over het verschil tussen professionele afstand en professionele nabijheid. In beide teams staan we ouders bij als mens én als ervaren professional.”

Een hulpverlener kan niet alles weten, daarom is intervisie cruciaal, meent José: “In dit werk kom je jezelf tegen. Je eigen angsten en zorgen in de ogen kijken is niet leuk, maar we zoeken dat ongemak bewust op om er beter te kunnen zijn voor gezinnen. We hebben teamcoaches, buddy’s, er is een groepsapp waarin iedereen vragen kan stellen. Dat maakt het makkelijker om een collega te vragen: kijk je mee?”

Wat bereikt het Ondersteuningsteam?

José: “Een deskundig team procesbegeleiders helpt ouders met vragen over bestaanszekerheid, omgaan met stress en herstel van gezinsrelaties. We werken, samen met ketenpartners zoals de jeugdbescherming, aan uitbreiding van de bezoekregeling of contactherstel en bij een aantal gezinnen gaan kinderen weer terug naar huis. We hebben een trauma- en cultuursensitieve werkwijze om zo veel mogelijk aan te sluiten bij wat ouders belangrijk vinden. Vaak kunnen we ook bijdragen aan een betere relatie tussen ouders en Jeugdbescherming of hulpverleners. Bij veel gedupeerde ouders en kinderen die we ondersteunen verbeterde dit hun leef- en woonsituatie en het contact met hun kind(eren).”

Bij het Ondersteuningsteam geldt geen maximum aan het aantal begeleidingsuren, vertel Shirley: “Jeugdbeschermers en andere professionals zitten daar meestal wel aan vast. Stel: je hebt een deadline voor een gezinsplan, gaat naar de ouders om dat te bespreken en ze barsten in tranen uit. Is er ruimte voor dat verdriet? Meestal niet, de tijdsdruk hangt als een zwaard van Damocles boven hun hoofden, waardoor ouders, maar ook professionals zich klemgezet voelen.”

Wat zijn de resultaten van de Simba-pilot?

Georgien: “We wilden tien gezinnen begeleiden om een werkwijze te ontwikkelen waarmee minimaal zestig procent van de uithuisgeplaatste kinderen terug kon naar huis. We hebben vijftien gezinnen begeleid, waarvan 93 procent van de kinderen is herenigd met hun ouder(s). In gezinnen waar terugkeer geen optie was richtten we ons op familieversterking. Ook daar hebben de meeste familieleden vaker en beter contact. Voor ons bevestigt dit de effectiviteit van de werkwijze. Mede dankzij de lobby die we met kinderrechtenorganisatie Defence for Children hebben gevoerd komt er bovendien een wetswijziging die broers en zussen het recht geeft samen op te groeien.”

Katja: “De ouders van wie de kinderen weer thuis wonen zijn dolgelukkig dat hun gezin is herenigd. Bij de meesten leefde eerst het idee dat terugkeer niet kon. We kwamen erachter dat er geen werkwijze was voor terugplaatsing, daar hebben we een stappenplan voor ontwikkeld. In alle situaties lukte het de familie te versterken, ook als de kinderen niet teruggingen. Naast de familiebegeleider heeft de systeemcoach een belangrijke rol in het traject als verbinder. Die is nodig, want er kunnen heftige dingen gebeuren die ook spanning oproepen bij de voogd of hulpverleners.”

Wat zijn belangrijke lessen?

Katja: “Bij Simba merkten we dat bij uithuisplaatsingen alle aandacht ging naar de kinderen en het gezinshuis dat hen opving. Naar de ouders keek niemand om. Zij werden vooral gezien als degenen die het niet goed hadden gedaan. Dat Simba aandacht had voor hen, ervaarden ze als positief.”

Georgien: “We vroegen een aantal ouders en jongeren hun verhaal te vertellen, zodat anderen daar iets aan konden hebben. Ons doel was meer aandacht te vragen voor deze gezinnen, maar de geïnterviewden gaven aan hoe helend het ook voor henzelf was om ervaringen te delen.”

Een belangrijke les voor het Ondersteuningsteam is dat het uitgangspunt altijd de ouder moet zijn, stelt José: “Een ouder zei: ‘Ik weet heus wel dat ik onderdeel ben geweest van de problemen in mijn gezin, laat me ook onderdeel zijn van de oplossing.’ Daarom houden ouders tijdens onze begeleiding de regie over hun herstelproces.”

Wat leren jullie van elkaar?

“Hoe krijgen jullie alle betrokkenen rond een gezin aan tafel?”, vraagt José aan Katja. “Wij worden soms gezien als ondersteuners die uitsluitend doen wat ouders vragen en wat in hun belang is, terwijl dat juist niet onze insteek is.”

Katja: “Het zit denk ik vooral in de start van de begeleiding. We nodigen iedereen in en om het gezin uit en zetten samen een stip op de horizon, namelijk dat we gaan onderzoeken of de kinderen terug kunnen. Als alle betrokkenen ‘ja’ zeggen, creëer je samen een nieuw perspectief. Vervolgens kijken we wat nodig is om terugkeer mogelijk te maken. Dat vraagt inzet van alle betrokkenen, daarom moet je het expliciet benoemen. Wij hebben ook iets te bieden, namelijk dat terugkeer al een aantal keren is gelukt en dat er tijd is voor gedegen ondersteuning. Dat helpt om mensen mee te krijgen.”

Georgien: “Dat jullie team intervisie zo goed organiseert is weer inspirerend voor ons. Wij hadden dat plan ook, maar het raakte in de hectiek soms ondergesneeuwd.”

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor jeugdzorg. Kan de Simba-werkwijze verder?

Katja: “Tijdens de Simba-pilot werd onze inzet betaald vanuit het project. Nu de pilot is afgerond, zitten we met gemeenten om tafel over de begeleiding. We krijgen kritische vragen over onze urenbesteding. Die is in het begin van een traject inderdaad fors, maar als een kind terug kan naar huis, bespaart dat veel geld. Reken maar uit wat het kost om een kind tot zijn of haar achttiende jaar in een gezinshuis te laten wonen. Het gaat al snel over tonnen.”

Een stelselwijziging kan niet op de schouders van individuele hulpverleners rusten, benadrukt José: “Daarom hoop ik dat er vanuit de overheid meer steun komt om anders te werken. Een moeder zei: ‘Mijn kinderen werden pupillen van de jeugdzorg’. Terwijl het natuurlijk háár kinderen zijn. Zodra iedereen daarvan doordrongen is, kunnen er mooie dingen gebeuren.”

Welke observaties willen jullie delen met andere professionals?

Shirley: “Dat we niet in algemeenheden moeten spreken met ouders. Bijvoorbeeld: ‘We moeten rekening houden met jouw psychische kwetsbaarheid.’ Wat betekent dat concreet in iemands dagelijks leven? Het is goed om je te realiseren dat wat voor ons werk is, voor de ander zijn of haar leven is.”

Katja: “In de reguliere hulpverlening zijn kaders en protocollen leidend, terwijl gezinnen met complexe problemen vragen om maatwerk. Dan heb je lef nodig om het anders te doen dan het stelsel voorschrijft. Het zou mooi zijn als professionals vaker kunnen inzetten wat zij denken dat helpend is voor een gezin. We moedigen ouders daarom aan vertrouwenspersonen mee te nemen naar overleggen. Als daar confronterende dingen aan bod komen, is het fijn als je iemand bij je hebt die je steunt.”

José: “Bij alles wat je doet is een onderzoekende houding nodig: wat speelt hier en wat is mogelijk? Begrijpelijk dat je reageert op gedrag van ouders, maar wees je bewust van hun stress. Kun je onderzoeken waar die stress vandaan komt en helpen oorzaken weg te nemen?”

Shirley: “Mijn wens is: meer denken vanuit vertrouwen en minder vanuit controle en beheersing. Een ouder is een mens. Dus in overleggen en rapportages gaat het hopelijk niet meer over ‘moeder’ of ‘vader’, maar over een mens met een naam.” “Hopelijk inspireren we professionals in de jeugdzorg met het delen van onze resultaten en ervaringen”, besluit Georgien. “En hopelijk gaan ouders en gezinshuisouders zich nog nadrukkelijker uitspreken over een mens- en gezinsgerichte manier van ondersteunen.”

Voortzetten Simba Familiezorg-werkwijze

De pilot Simba Familiezorg van SOS Kinderdorpen Nederland is afgerond en SOS Kinderdorpen stopt als zorgaanbieder in Nederland. Vijf partners in de jeugdsector gaan verder met Simba Familiezorg. Georgien Hakkert was projectmanager van de pilot en blijft betrokken bij het vervolg: “Met deze vijf organisaties werkten we al samen. Het is goed nieuws dat zij de werkwijze voor familiebegeleiding en -versterking voortzetten.”

De organisaties die met de Simba Familiezorg-werkwijze verder gaan zijn: St. Jeugddorp de Glind, Jeugdformaat, St. Leger des Heils (Midden-Nederland), Coöperatie Dichtbij, St. Entrea Lindenhout, St. Gezinshuis.com en het Simba-team. Zij zetten in op verdere verspreiding van de werkwijze en roepen andere jeugdzorgorganisaties op familiebegeleiding en -versterking in te zetten bij de gezinnen die zij ondersteunen.


Afbeelding: Andrew Seaman | Unsplash

Lees ook: Gezag op verzoek GI terug bij toeslagenouders

Ontdek meer

Volledig overzicht bekijken?