Regels belemmeren de idealistische jeugdprofessional

Delen op Social Media

Leestijd: 3 min.

Effectieve jeugdhulp staat of valt bij de toewijding van jeugdprofessionals. Maar door starre regelgeving vanuit gemeenten verliezen die hun enthousiasme voor het vak. ‘Vertrouw op de professionals’, adviseert promovenda Marion Herben.

Onvoorwaardelijk
Onderzoeker Marion Herben, die zelf een achtergrond in de jeugdhulp heeft, verdedigt eind september haar promotieonderzoek naar effectieve interventies in de jeugdhulp. Aan de Universiteit voor Humanistiek schreef ze haar proefschrift ‘Effectief Verbinden’, waarvoor ze tweeduizend jongeren en gezinnen onder de loep nam.

Herben onderzocht twee preventieve interventies – ‘Nieuwe Perspectieven’ en ‘ReSet’ – die zich kenmerken door onvoorwaardelijke betrokkenheid van de hulverlener, laagdrempeligheid en een ‘snelle start’. Deze aanpakken vragen veel toewijding van de jeugdprofessional en beginnen zonder verwachtingen ten aanzien van de motivatie, het ‘doenvermogen’ en de zelfredzaamheid van jongeren en ouders.

Die onvoorwaardelijkheid schuurt met de manier waarop de jeugdhulp vandaag de dag is ingericht, betoogt Herben. Individuele verantwoordelijkheid viert hoogtij en ingewikkelde procedures hebben de drempels naar voorzieningen verhoogd. Als gevolg zijn jeugdprofessionals tegenwoordig geen idealistische hemelbestormers meer, maar regievoerders, procesbewakers of casemanagers – kortom: hokjesafvinkers.

Was je zelf zo’n hemelbestormer toen je begon als hulpverlener?
Ik wel, ja. Ik denk eigenlijk dat de meeste hulpverleners als ze beginnen een bepaald idealisme hebben. Maar dat idealisme, dat verliezen ze al heel snel, omdat het allemaal heel systeem-gestuurd is. Er mist echt aansluiting bij de leefwereld van jongeren, ouders en gezinnen.

Dat zie je ook in regeltjes. Een voorbeeld: wij hebben een klein budget waarmee we jongeren een drankje kunnen geven, dan gaan we ergens zitten praten. Een collega had een jongere een Red Bull gegeven. Wat zegt het beleid dan? Dat het “pedagogisch niet verantwoord” is. Maar het sluit wel aan bij de leefwereld van die jongere. En als je als hulpverlener onthoudt dat die jongere dat zo lekker vindt, dan heb je al tien punten meer gescoord. Maar die aansluiting wordt belemmerd door het systeem.’

Komt dat ook terug in je proefschrift?
‘Uit mijn onderzoek blijkt: effectieve hulpverleners die sluiten aan, die houden vol. Het succes zit ‘m erin dat je jongeren en ouders aan jezelf weet je binden. En op het moment dat je ze aan jezelf weet te binden, dan kun je die weg helemaal bewandelen. En dan raak je ze niet kwijt. Op het moment dat je ze kwijtraakt, dan houdt het simpelweg op.

Een andere bevinding is: de basiszaken moeten op orde zijn. Op het moment dat je in Nederland geen inschrijfadres hebt, dan besta je feitelijk niet. Dan vervallen alle voorzieningen, en dan zie je dat er een probleem ontstaat. Je ziet in alle analyses die ik heb gemaakt, dat die basis er steeds doorheen fietst. Als die niet op orde gemaakt wordt, kom je niet tot betere resultaten.

Dus met die basiszaken moet je vaart maken. Maar voor andere zaken moet je juist geduld hebben. Daar wordt het lastig. Bij jongeren die dakloos zijn en psychische problemen hebben, bijvoorbeeld – die groep is echt heel kwetsbaar, als je daar niet tijdig ingrijpt, krijg je allerlei incidenten met verwarde personen op latere leeftijd – daar zit een discrepantie. Want als het gaat om de dakloosheid, hebben jongeren behoefte aan vaart: snel de basiszaken op orde. Terwijl, voor de psychische problemen hebben ze juist behoefte aan gehoord worden en erkend worden, zonder teveel druk.’

Je beschrijft de ideale jeugdprofessional dus als iemand die aansluit bij de leefwereld van jongeren, maatwerk kan bieden, volledig is toegewijd aan de jongere, en ook nog van de gebaande paden durft af te wijken. Is dat niet wat veel gevraagd? Belast je de professional daarmee niet te veel?
Als die toewijding beloond wordt, is dat niet zo belastend. En als je ziet dat het beter gaat met de hulpvragers, dan word je continu beloond als hulpverlener. Ik denk wel dat je, hoewel je nooit betrokken genoeg kan zijn, moet leren om de afstand als professional te bewaren. Je kan geen jongeren mee naar huis nemen, dat gaat niet.’

Wat hoop je dat gemeenten meenemen uit je onderzoek?
De bureaucratie bij gemeenten staat soms de resultaten die jongeren willen behalen in de weg. Er worden van tevoren al bepaalde prestatie-indicatoren vastgesteld, nog voordat er überhaupt een jongere heeft bedacht: dit zijn mijn wensen en mijn doelen. Gemeenten bedenken doelgroepen, en daar hangen geldstromen aan: met dít geld willen we dát bereiken. Maar een persoon past niet altijd in die doelgroep, want die kan bijvoorbeeld én nieuwkomer of statushouder, én een jonge ouder, én voortijdig schoolverlater zijn.

Ik denk dat je uit mijn onderzoek kan halen dat bestuurders meer in contact moeten komen met hulpverleners. Gemeenten zouden meer moeten vertrouwen op de professionals en meer moeten durven denken vanuit de praktijk in plaats van de wetgeving.’

https://m.binnenlandsbestuur.nl/nieuws/regels-belemmeren-de-idealistische.246949.lynkx

Ontdek meer

Volledig overzicht bekijken?