VN-verdrag Handicap, vijf jaar na de ratificatie

Delen op Social Media

Leestijd: 6 min.

Het is vijf jaar na de ratificatie van het VN-verdrag Handicap. Hoe ver zijn gemeenten met de implementatie van het verdrag? Antwoord: de verschillen tussen gemeenten zijn groot. Van goed op koers tot nauwelijks begonnen.

In 2016 heeft Nederland het VN-verdrag Handicap geratificeerd en vanaf 2017 wordt iedere gemeente geacht de bepalingen uit het VN-verdrag te implementeren, zodat inwoners met een beperking net zo deel kunnen nemen aan de samenleving als iedere andere inwoner.

Onderwijs ontwikkeling, thuis, werk, inkomen, vrije tijd, vervoer en tot slot welzijn, gezondheid, ondersteuning, op al deze vlakken zijn in het VN-verdrag normen omschreven waaraan gemeenten dienen te voldoen. Hoe ze dit doen dienen ze te omschrijven in een lokale inclusie agenda, die is opgesteld in samenwerking met inwoners met een beperking.
 
In samenwerking met de VNG inventariseert Movisie vanaf 2018 jaarlijks met een flitspeiling hoe ver de gemeenten zijn met de implementatie van het verdrag in hun gemeente. In dit artikel worden de resultaten van de peiling van 2021 vergeleken met de peilingen van de vorige jaren.

Respons onder gemeenten

De respons vertoont sinds 2018 een duidelijk stijgende lijn. Voor het vierde jaar achter elkaar namen steeds meer gemeenten deel aan de peiling. Aan de eerste peiling namen 94 gemeenten deel, daarna is het stapsgewijs gestegen tot 173 gemeenten in de peiling van 2021. De peiling wordt namens een gemeente ingevuld door de ambtenaar die betrokken is bij de uitvoering van het VN-verdrag Handicap.

Hoe ver zijn gemeenten?

Een hogere respons wil niet zeggen dat alle deelnemende gemeenten ook daadwerkelijk werk maken van de implementatie van het VN-verdrag Handicap. De verschillen tussen gemeenten zijn groot. 

Er zijn ook gemeenten die (nog) niets ondernomen hebben om het VN-verdrag Handicap in de praktijk te brengen

  • Vanaf 2017 worden gemeenten geacht om in hun gemeente het VN-verdrag te implementeren.
  • In 2018 gaf 50% van de gemeenten aan nog in de verkennende fase te zitten. In 2021 is dat 22,3%.
  • In 2018 gaf 8,3% van de gemeenten aan dat het lokale inclusieplan wordt uitgevoerd. In 2021 is dat gestegen naar 26,5 %. 
  • De trend vertoont een duidelijke stijgende lijn.

Uitersten

Er zijn gemeenten die op allerlei vlakken echt (al jaren) aan de slag zijn met de implementatie van het VN-verdrag Handicap. Deze gemeenten hebben niet alleen een lokale inclusie agenda opgesteld, maar zijn ook volop bezig met de uitvoering ervan. Zij hebben alle relevante lokale maatschappelijke organisaties betrokken, de lokale ervaringsdeskundigen voorop. Maar er zijn ook gemeenten die (nog) niets ondernomen hebben om het VN-verdrag Handicap in de praktijk te brengen. En er zijn gemeenten die ergens tussen deze twee uitersten in zitten. 

Dankzij de medewerking van gemeenten die nog niet of nauwelijks aan de slag zijn met het VN-verdrag Handicap ontstaat een beeld van de obstakels waar gemeenten tegenaan lopen.

Tegelijkertijd geven de gemeenten die wel al van alles ondernomen hebben informatie over hoe je als gemeente wél werk kan maken van de implementatie.

Succesfactoren

Op basis van de resultaten van de peiling lijkt het erop dat bij gemeenten die goed aan de slag zijn de volgende succesfactoren een rol spelen:

  • Draagvlak bij het college van Burgemeester en Wethouders en de gemeenteraad;
  • Een ambtenaar of enkele ambtenaren die als trekker fungeren; 
  • Succesvolle betrokkenheid van ervaringsdeskundigen (en andere relevante lokale organisaties).

In gemeenten waarbij de implementatie minder goed van de grond komt zijn deze succesfactoren juist of minder aanwezig.

De grootte van de gemeente is niet doorslaggevend

Grootte en slagkracht

Wat in het succesvol zijn van gemeenten enigszins meespeelt, is de grootte van een gemeente, gekeken naar het aantal inwoners. Kleine gemeenten hebben minder slagkracht. Tegelijk is de grootte niet doorslaggevend, blijkt uit de flitspeiling. Er zijn kleine gemeenten (minder dan 25.000 inwoners) en zelfs een enkele zéér kleine gemeente (minder dan 10.000 inwoners) die een inclusiebeleid hebben ontwikkeld gericht op mensen met een beperking, in de geest van het VN-verdrag. En er zijn grotere gemeenten die nog lang niet zo ver zijn: 20% van de gemeenten met inwoneraantallen tussen de 50.000 en 100.000 en een enkele gemeente met een inwoneraantal boven de 100.000 geven aan nog in de verkennende fase te zitten.   

Breed inclusiebeleid

Vanaf de eerste peiling in 2018 geven de meeste gemeenten aan hun inclusiebeleid te richten op álle burgers. Specifieke aandacht voor mensen met een beperking maakt daar onderdeel van uit.

  • In 2018 gaf 49,4% van de gemeenten aan zich op alle burgers te richten, dat is in 2021 gestegen naar 56,3%.
  • Gemeenten met inclusiebeleid dat uitsluitend gericht is op (alle vormen van) beperkingen, in feite de doelgroep van het VN-verdrag, is door de jaren heen rond de 30% gebleven. Een minderheid van de gemeenten geeft aan zich vooral te richten op fysieke toegankelijkheid en zintuiglijke beperkingen: in 2018 20%, maar in de jaren daarna rond de 10%.
  • In toelichtend commentaar geven gemeenten aan dat ze ernaar streven om een breed inclusiebeleid voor meerdere doelgroepen gepaard te laten gaan met specifieke aandacht voor de afzonderlijke doelgroepen.

Inbreng ervaringsdeskundigen

Gemeenten hechten groot belang aan de inbreng van ervaringsdeskundigen. 58,4% van de gemeenten geeft dat in de peiling van dit jaar ook aan. Voor een succesvolle implementatie is deze betrokkenheid, zoals eerder aangegeven, een succesfactor. Een mooie illustratie is het antwoord van een van de deelnemende gemeenten, die een aanpak heeft waar meer gemeenten voorhebben gekozen:

’Het lokale plan (LIA) is juli 2020 goedgekeurd en inmiddels in uitvoering gebracht. Zo zijn we gestart met opleidingstrajecten voor medewerkers van de afdeling communicatie, wordt er hard gewerkt aan het toegankelijk maken van websites, is een inclusieparagraaf opgenomen in voorstellen voor gemeente en raad en zijn we momenteel bezig met het opstarten van verschillende werkgroepen waarin zowel ambtenaren als ook ervaringsdeskundigen participeren om invulling te geven aan verschillende projecten zoals genoemd in het lokale plan.’

Tegelijkertijd geeft één op de vijf gemeenten aan moeite te hebben met het betrekken van ervaringsdeskundigen bij de ontwikkeling en uitvoering van het lokale inclusiebeleid. Ter illustratie enkele illustrerende opmerkingen die hierover door gemeenten zijn gemaakt:

’Wij hebben met de cliëntadviesraad gekeken of wij een groep van ervaringsdeskundigen konden samenstellen om zo een begin te maken aan een lokale inclusieagenda. Het is nog niet gelukt om een groepje samen te stellen.’‘Bij het opstellen van het actieplan is er nog weinig aandacht geweest voor structurele inbedding van processen die ervoor zorgen dat ervaringsdeskundigen op tijd worden betrokken. Hierdoor is er scheefvorming in welke mate en wanneer ervaringsdeskundigen meepraten. Dat verschilt bij ons per domein. Het is daardoor wat lastig om al deze items goed te scoren. In de nieuwe agenda werken we aan de integraliteit van het onderwerp.’

Gebrek aan uitvoeringscapaciteit

Moeite om ervaringsdeskundigen te betrekken is slechts één van de aangegeven belemmerende factoren voor de ontwikkeling van lokaal inclusiebeleid die gemeenten noemen. Verreweg het meest genoemde obstakel, in alle flitspeilingen sinds 2018, is een gebrek aan uitvoeringscapaciteit. In de peiling van 2021 geeft ruim 80% van de gemeenten dit aan, terwijl het in de voorgaande jaren altijd rond de 67% zweefde. 

In het afgelopen jaar zullen de gevolgen van de COVID-19 pandemie waarschijnlijk een extra belemmerende factor zijn geweest: uitvoeringscapaciteit die daarvoor werd ingezet, kon niet voor andere thema’s worden ingezet. 

Andere belemmerende factoren die de afgelopen jaren steeds genoemd werden, waren (op volgorde van de mate waarin ze zijn aangegeven in de peiling van 2021):

  • niet kunnen betrekken van maatschappelijke organisaties (29,2 %); onduidelijkheid over wat verplicht is (22,1 %);
  • gebrek aan benodigde kennis en competenties (20,1 %);
  • geen politiek en bestuurlijk draagvlak (14,3 %);
  • praktische onuitvoerbaarheid (8,4 %) en conflicterende regelgeving (7,1 %).

Kijken we naar de grootte van gemeenten op basis van inwoneraantallen, dan scoort ‘gebrek aan uitvoeringscapaciteit’ in alle categorieën hoog. Ook bij gemeenten met meer dan 100.000 inwoners geeft 70% aan dit als een knelpunt te ervaren. ‘Gebrek aan politiek en bestuurlijk draagvlak’ en ‘moeite met het betrekken van ervaringsdeskundigen’ wordt vooral door kleinere gemeenten genoemd.  

Integraal beleid

Een apart knelpunt dat door gemeenten in de flitspeiling naar voren wordt gebracht is dat elementen van het VN-Verdrag terugkomen in verschillende beleidsafdelingen van de gemeente. Verantwoordelijk ambtenaren voor de implementatie van het VN-verdrag geven aan ermee te worstelen dat ‘andere’ afdelingen over bepaalde domeinen die worden benoemd in het VN-verdrag gaan. Ook wordt aangeven dat gemeenten voor bepaalde onderdelen van het VN-verdrag minder sturingsmogelijkheden hebben. Specifiek worden onderwijs en wonen genoemd.

Behoeften van gemeenten

Wat inhoudelijke ondersteuning betreft geven gemeenten aan behoefte te hebben aan praktische uitvoeringsvoorbeelden (65,4%) en uitgewerkte voorbeelden van Lokale Inclusie Agenda’s (39,7%). Ook wordt behoefte aan uitleg over het VN-verdrag of over het houden van een 0-meting genoemd, maar dit percentage neemt ieder jaar af. Dit zou erop kunnen duiden dat de kennis daarover in gemeenten steeds meer toeneemt.

Wat procesmatige ondersteuning betreft, geven gemeenten aan vooral behoefte te hebben aan ondersteuning bij de volgende vragen: hoe betrek je ervaringsdeskundigen? (41,2%) En hoe betrek je (lokale) belangenorganisaties (36%)? Wat de vorm van ondersteuning betreft, geven gemeenten aan behoefte te hebben aan een (interactieve) website (70%) en handzame kennisproducten met praktische voorbeelden van hoe onderdelen van het VN-verdrag door andere gemeenten geïmplementeerd zijn (67,1%). Dit sluit aan bij de bijeenkomsten die de VNG organiseert in het kader van het project ‘Iedereen doet mee!’ en de kennisproducten die door ditzelfde project worden uitgebracht. 

Meest Toegankelijke Gemeente

Om de implementatie van het VN-verdrag nog meer te stimuleren organiseert de VNG dit jaar de verkiezing Meest Toegankelijke Gemeente waarin iedereen in Nederland de gemeente waar ze wonen, werken of anderszins vaak komen kan beoordelen op toegankelijkheid op zes leefdomeinen. Dit gebeurt aan de hand van een vragenlijst voor de eerste ronde die tot 28 juni kan worden ingevuld. In de tweede ronde kan iedereen stemmen op één van de twaalf gemeenten die het best gescoord hebben in de eerste ronde. Daaruit komen vijf finalisten naar voren. Begin oktober bepaalt een vakjury welke van deze vijf hoogst scorende gemeenten zich de Meest Toegankelijke Gemeente van Nederland mag noemen.

Dit artikel is gebaseerd op de resultaten van de flitspeiling 2021 over implementatie van het VN-verdrag Handicap onder gemeenten, waaraan begin 2021 173 gemeenten deelgenomen hebben, en op een trendrapportage waarin de peiling van 2021 is vergeleken met de drie eerdere jaarlijkse peilingen.

https://www.movisie.nl/artikel/vn-verdrag-handicap-vijf-jaar-na-ratificatie

Afbeelding van Steve Buissinne via Pixabay

Ontdek meer

Volledig overzicht bekijken?