Bestaanszekerheid eerst! Tijd voor een Paradigmashift.

Delen op Social Media

Leestijd: 6 min.

Wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn vond de beroemde ‘paradigmashift’ uit. Die term wordt veel gebruikt, maar niet altijd goed begrepen. Kuhn deed onderzoek naar revoluties in de wetenschap. Ze ontdekten dat wetenschappers niet anders gaan denken omdat het oude paradigma niet meer werkt. Ook al zien ze dat het oude paradigma niet meer werkt, ze zullen er gewoon mee doorgaan. Hun manier van denken en doen verandert pas als er een nieuw paradigma is dat wel werkt. Dat tot nieuwe inzichten en nieuwe kennis leidt. Een paradigma bestaat voor Kuhn uit zowel veronderstellingen over hoe iets werkt, als uit de instrumenten die men vanuit dit paradigma gebruikt. Copernicus liet wetenschappers lange tijd zien dat de aarde niet het middelpunt van het heelal was. Maar met de instrumenten en modellen die ze gebruikten konden ze niet aantonen dat de aarde om de zon draaide. Pas 100 jaar later had Galileo Galilei wel de instrumenten en modellen ontwikkeld om dit aan te tonen.
Moraal van dit verhaal: vertellen waarom iets niet werkt, werkt niet. Laten zien waarom iets wel werkt, werkt wel. Dat klinkt ongelofelijk eenvoudig, maar in de praktijk is het bijna onmogelijk om aan te tonen dat het nieuwe paradigma werkt. Bestaande modellen, instrumenten en werkwijzen mogen aantoonbaar niet goed werken. Het nieuwe paradigma moet het 100% goed doen. En je moet dus net als Galilei ook nog de instrumenten ontwikkelen die aantonen dat het werkt. Pas dan wil men overstappen op een nieuwe manier van denken en doen.
Dit principe zien wij ieder dag terug in onze praktijk. Al tien jaar lang wordt er in het sociaal domein geroepen om één gezin, één plan. Om eigenkracht, om maatwerk, om perspectief en de laatste jaren steeds meer om rust en bestaanszekerheid. Die concepten vormen de aannames onder het nieuwe paradigma. Paradigma B. Maar zodra wij één plan maken, waarin bestaanszekerheid en het perspectief van het gezin zelf centraal staan botst dit plan op alle regels, procedures, protocollen en routines uit het oude paradigma. Paradigma A. De verzorgingsstaat wordt nog gedomineerd daar haar ‘oude’ instrumenten. Die instrumenten zijn gemaakt op de veronderstelling dat mensen naast bestaanszekerheid ook en vooral prikkels en nodig hebben.
Neem bijvoorbeeld de participatiewet. De participatiewet is ervoor om te zorgen dat mensen niet onder het bestaansminimum hoeven te leven, maar hij moet er tegelijkertijd ook voor zorgen dat mensen zo snel mogelijk weer aan het werk gaan. Tijdelijke inkomensondersteuning moet rust brengen, maar niet te veel. Het inkomen moet wel zo laag zijn dat mensen niet comfortabel kunnen leven. Anders zoeken ze niet naar nieuw werk. En uiteindelijk lijdt werk tot meer bestaanszekerheid dan geen werk. Maar wat als het je niet lukt om werk te vinden of te zoeken. Of wat als je het tijdelijk niet redt met het oncomfortabel lage bijstandsbedrag? In die gevallen creëert de wet dus zowel bestaanszekerheid als bestaans-on-zekerheid.

Hoe komen we aan bestaans-on-zekerheid?

In 1984 werd bestaanszekerheid opgenomen in de grondwet. Dit was het top-jaar voor de uitbouw van de verzorgingsstaat. De sociale grondrechten werden toegevoegd aan de nieuwe grondwet. We kregen recht op wonen, onderwijs, bestaanszekerheid en zorg. Maar ‘84 was om nog een reden het absolute top jaar. In dat jaar kreeg 38% van de beroepsbevolking een uitkering. Dit bleek al snel niet meer te betalen. Dus werd er vanaf midden jaren tachtig ingezet op het verminderen van bestaanszekerheid in plaats van het versterken daarvan. Uitkeringen werden lager, de toegang werd strenger en er werden meer en meer voorwaarden aan uitkeringen verbonden.
Hoe maken we zo min mogelijk mensen afhankelijk van een uitkering? Dat was het nobele streven de afgelopen 35 jaar. Het organiseren van werk, ook voor speciale doelgroepen, was daar een belangrijk instrument voor. Maar dus ook het creëren van bestaans-on-zekerheid voor die mensen die afhankelijk bleven van uitkeringen. Dit beleid en het achterliggende paradigma zijn buitengewoon succesvol geweest. In 2000 was er nog maar 25% afhankelijk van een uitkering. Het aantal bijstandsuitkeringen is van 11% naar 5% gedaald.
Rond dat niveau zitten we 20 jaar later echter nog steeds. Dit terwijl er ook de afgelopen 20 jaar nog tal van aanscherpingen zijn geweest om uitkeringen lager te maken en meer voorwaarden aan de toegang te verbinden. In 2015 kregen we de kostendelersnorm in de participatiewet. En sinds 2015 krijgen jongeren onder 27 pas recht op een uitkering nadat ze een maand naar werk hebben gezocht. Daarnaast gebruiken meer gemeenten hun beleidsvrijheid om tegenprestaties voor een uitkering te eisen. Zo wordt de bijstandsuitkering weer meer en meer een gunst. Terwijl de bedoeling van de grondwet was om de bijstand expliciet vast te leggen als een recht.

Hoeveel rek zit er nog in?

Wij zien dat paradigma A, bestaan-on-zekerheid, voor grote groepen mensen die onze hulp hard nodig hebben, niet werkt. We durven wel te zeggen dat onze verzorgingsstaat het leven voor de meest kwetsbare mensen moeilijker, onduidelijker, onrustiger en gejaagder maakt. Zo komen we bijvoorbeeld jongeren tegen die net uit de gevangenis komen en in de maatschappelijke opvang belanden, omdat ze volgens de participatiewet eerst vier weken moeten solliciteren voordat ze een uitkering kunnen aanvragen. En het valt niet mee om werk te vinden als je net uit de gevangenis komt, schulden hebt en geen woning. We komen mensen tegen die uitkeringsfraude plegen, een boete en een vordering opgelegd krijgen, en vervolgens opvoedondersteuning nodig hebben omdat ze door de financiële stress hun kinderen niet goed meer kunnen opvoeden. En we komen mensen tegen die al jaren in de WSNP zitten en iedere dag stress over geld hebben, waardoor er geen enkele voortgang zit in hun traject bij de psycholoog. Deze voorbeelden laten zien dat het niet werkt om mensen met meerdere problemen wel zorg aan te bieden, maar geen zekerheid.

Wanneer landt het nieuwe paradigma?

Dat gaat langzaam, volgens Kuhn. Zoals we hierboven lazen stappen mensen pas over op een nieuw paradigma als deze aantoonbaar werkt. Maar dat kan jaren duren. Kuhn heeft het niet voor niets over een verschuiving. En die verschuiving gaat langzaam. We zien steeds meer professionals die het volstrekt logisch vinden dat mensen rust en zekerheid nodig hebben om hun, vaak meerdere problemen, op te kunnen lossen. Maar er zijn ook veel professionals die nog overtuigd moeten raken. Zij geloven er niet in dat het zondermeer helpt om schulden van jongeren op te kopen, of om ze zo maar een huis te geven als ze uit de gevangenis komen.
Zelfs in pilots waar we samen met gemeenten expliciet aan bestaanszekerheid willen werken, botsen we op afdelingen en diensten die vanuit bestaans-on-zekerheid maatwerkplannen beoordelen. Kuhn herkent dit principe. Dat paradigma B werkt, moet aangetoond worden in een wereld die nog door het oude paradigma wordt beheerst. En paradigma A heerst niet alleen omdat er nog veel professionals aan vast houden. Veel van de waarden uit dit paradigma A zijn ook expliciet vastgelegd in wetten, regels, protocollen en procedures. De kostendelersnorm, bijvoorbeeld, bepaalt bij wet hoe hoog het gezamenlijke inkomen achter één voordeur moet zijn. Daar kun je een uitzondering op maken, maar dan moet je wel echt overtuigd zijn dat die uitzondering gaat werken. En zolang professionals daar niet 100% van overtuigd zijn, blijven ze de wet en de lokale beleidsregels toepassen. Ook als ze zien dat, dat misschien niet altijd even goed werkt.

Time for a change!

Onderzoekers kunnen rustig wachten en onderzoeken tot de paradigmashift een feit is. Maar de meest kwetsbare burgers niet. Die zitten iedere dag met de stress, de problemen en de vaak uitzichtloze ellende. Daarom roepen we iedereen op om met ons meer te geloven in bestaanszekerheid. Meer onderzoek te doen naar de werkende elementen van bestaanszekerheid. En meer en meer afscheid te nemen van regels die bestaans-on-zekerheid produceren. Daarbij gaat bestaanszekerheid voor ons over meer dan alleen inkomen en werk, zoals in de grondwet. Mensen worden namelijk ook in hun bestaanszekerheid aangetast als ze niet kunnen rekenen op de andere sociale grondrechten: wonen, zorg en onderwijs. En meer specifiek zien we dat mensen met problematische schulden een buitengewoon onzeker bestaan leiden. Toegang tot wonen, zorg, onderwijs en schuldsanering zijn dus naast toegang tot inkomen nodig om mensen bestaanszekerheid en rust te bieden.
Om deze beweging kracht bij te zetten verschijnt begin 2021 ons pamflet: Bestaanszekerheid eerst. Pleidooi voor een snelle paradigma shift. In dit pamflet analyseren we waar paradigma A nog dominant is. We laten zien waar dit paradigma botst met de ontwikkeling van bestaanszekerheid en het perspectief van de cliënt zelf. We onderzoeken waar en hoe paradigma B moet landen. Daarvoor kijken we naar wetten, regels, rechten, geld, bevoegdheden, hulpverleningsmethoden en praktisch wijze professionals. We laten zien dat er sinds de decentralisaties veel is ontwikkeld en schetsen wat er nog meer nodig is. Want we zijn er nog lang niet. We zijn hoopvol gestemd richting de toekomst. Vooral om dat we niet iets nieuws hoeven uit te vinden. Bestaanszekerheid is immers één van de pijlers waarop onze verzorgingsstaat gebouwd is. Tegelijkertijd zien ook dat nog te veel kwetsbare mensen dagelijks te maken hebben met onduidelijkheid, gebrek aan maatwerk en buitengewoon veel onzekerheid. Dit zijn de mensen die onze verzorgingsstaat het hardste nodig hebben. Voor die mensen gaan we weer terug naar 1984 en naar de grondwet. Voor die mensen willen we bestaanszekerheid eerst. Liever nog gisteren dan vandaag.

Sander Meiberg en Harry Kruiter

https://publiekewaarden.nl/zendtijd/bestaanszekerheid-eerst-tijd-voor-een-paradigmashift/

Afbeelding van melancholiaphotography via Pixabay

Ontdek meer

Volledig overzicht bekijken?