Casus – 2015

Delen op Social Media

Leestijd: 3 min.

Transitie commissie sociaal domein heeft eind 2015 een casus boekje gepubliceerd met casuïstiek en duiding over het sociaal domein. Anno 2019 halen we deze casussen nog even naar voren. We lezen graag hoe dit nu anders zou gaan.

 Casus Geen grondslag voor financiering

Een gemeente zou alles moeten betalen

Patricia (18) en Michel (19) zijn beiden verstandelijk beperkt, zij heeft een IQ van 69 en hij van 73. Zij heeft een problematische geschiedenis met pleeggezinnen en jeugdzorginstellingen en is nu zwanger. Hij heeft een al even problematische geschiedenis, waarin hij ook al voor de nodige criminaliteit is veroordeeld en wordt nu vader.De verloskundige maakt zich ernstig zorgen of het stel voldoende is toegerust voor het komende ouderschap en heeft het gezin aangemeld voor ambulante behandeling.

In overleg met Veilig Thuis meldt zij Patricia en Michel aan
voor een screening bij een bovenregionale expertisecentrum
in gemeente B., dat gespecialiseerd is in problemen van (toekomstige) ouders met een licht verstandelijke beperking. Aan de hand van een tiendaagse screening zijn ook Patricia en Michel ervan overtuigd dat zij bij deze zorgaanbieder de goede plek hebben gevonden om zich voor te bereiden op hun toekomstig ouderschap en er eventueel ook de eerste periode na de geboorte ondersteuning te kunnen vinden.

Het betreft hier een zorgaanbieder waar jongeren/jong volwassenen/jonge gezinnen met vergelijkbare problematiek (dat wil zeggen: licht verstandelijke beperking en een IQ tot 80) naartoe worden doorverwezen door gezinsvoogden, jeugdbescherming en jeugdzorginstellingen. Zij biedt hulpverlening die letterlijk dichtbij komt. De deelnemers verhuizen voor een periode van tenminste een half jaar naar een woning in de gemeente B. Daar heeft een woningcorporatie elf woningen ter beschikking gesteld die als zelfstandige woonruimte gehuurd worden. Wonen en zorg worden op deze manier bewust gescheiden, vooral ook om de betrokken jongeren zoveel mogelijk de regie over hun eigen leven te laten houden.

2. Geen grondslag voor financiering

Patricia en Michel moeten zich, om een huurcontract te kunnen krijgen, inschrijven bij de gemeente B. Door intensieve training, begeleiding en behandeling wordt in die periode samen met
de gezinnen aan ‘goed genoeg’ ouderschap gewerkt, waarbij de gemiddelde begeleiding 16 uur per week is. Per half jaar kost deze begeleiding/behandeling zo’n €37.000,-.

Na 1 januari blijkt in de praktijk de financiering voor een gezin met meervoudige problematiek er bepaald niet eenvoudiger op te zijn geworden. De AWBZ is ‘verdeeld’ over de WMO (toegang via gemeenten), ZVW (toegang via de huisarts) en WLZ (toegang via zorgkantoor en CIZ). De zorgaanbieder is opgezet als een behandelcentrum en meent dus (voor een deel van de kosten) aanspraak te kunnen maken op financiering via de ZVW. Het zorgkantoor en CIZ volgen deze redenering niet. Zij stellen dat de psychische problematiek ‘bovenliggend’ is, waardoor niet de ZVW maar de WMO geldt als financiële grondslag. Het gaat hier in hun ogen om ‘wonen met intensieve zorg/begeleiding’ en daarvan is afgesproken dat het WMO-zorg is. De instelling moet zich dus melden bij de gemeente.

DUIDING

Het uitgangspunt van deze zorgaanbieder is dat mensen gedurende de begeleiding en behandeling hun zelfstandigheid zoveel mogelijk in stand houden. Daartoe huren zij zelfstandig de woning. Voor huurcontracten, uitkeringen en huurtoeslagen moeten zij ingeschreven zijn bij de huisvestende gemeente. Door de behandeling
te definiëren als WMO-zorg is de consequentie daarvan dat de gemeente B. alle kosten zou moeten dragen. Bij
elf woningen gaat het dan alleen al voor de professionele begeleiding (en dus afgezien van mogelijke uitkeringen)
om een bedrag dat jaarlijks fors in de papieren loopt, terwijl de betrokken cliënten er maar tijdelijk wonen. Na
het traject bij de zorgaanbieder keren zij terug naar de oorspronkelijke of een andere woonplaats. Kortom, omdat de woningen toevallig op gemeentegrond van B. staan, zou deze gemeente daardoor financieel buitenproportioneel belast worden. Daar voelt de gemeente begrijpelijkerwijs niets voor. Maar andere gemeenten kunnen niet bijdragen omdat zij niet zonder meer zorg kunnen betalen voor en uitkeringen kunnen toekennen aan mensen die niet langer in de gemeente woonachtig zijn.

De zorgaanbieder zou geholpen zijn als het vanzelfsprekend zou zijn om in deze gevallen tot een gezinsindicatie te komen, waar de financiering door verschillende bronnen zou kunnen worden gevoed. Voor zover het een ggz- behandeling betreft, zou deze gefinancierd kunnen worden vanuit de ZVW, terwijl de gemeenten waar de mensen woonachtig zijn een financiële bijdrage kunnen leveren voor begeleiding en uitkeringen. Zo zou maatwerk voor deze categorie jongeren/jongvolwassenen mogelijk worden. Voor zo’n totaalpakket is veel te zeggen, omdat de instelling immers geen individuen behandelt, maar het hele gezin.

Er is op zichzelf niets dat zo’n samengestelde indicatie in de weg staat, maar in de praktijk blijkt deze heel moeilijk te realiseren. Het zou het resultaat moeten zijn van collectieve welwillendheid, maar die ontbreekt. De ‘betalende’ partijen houden de boot af, verwijzen naar elkaar en er is geen vanzelfsprekende plek of een ‘commissie moeilijke gevallen’ waar knopen kunnen worden doorgehakt. Het gevolg is wel dat de zorgaanbieder, die een vorm van begeleiding en behandeling biedt die op veel waardering kan rekenen en simpelweg niet per gemeente georganiseerd kan worden, in een lastiger pakket is komen te zitten, met de nodige bedrijfsvoeringrisico’s.

Download hier het casusboekje https://www.transitiecommissiesociaaldomein.nl/documenten/publicaties/2015/09/11/casusboekje-sociale-wijkteams

Ontdek meer

Volledig overzicht bekijken?