In de wieg al op achterstand – Volkskrant

Delen op Social Media

Leestijd: 9 min.

Kinderen uit arme gezinnen komen al vroeg op achterstand, blijkt uit nieuw Rotterdams onderzoek met gegevens van 153 duizend kinderen. Arme baby’s zijn vaker zwaarder, arme peuters hebben vaker een taalachterstand, arme tieners vaker psychosociale problemen. Hoe komt dat? En is er iets aan te doen?

Rik Kuiper 23 juli 2021, 05:00

Wat zit hier in het drinkwater? Dat dacht Mirjam Jobse toen ze korte tijd werkte op een consultatiebureau in een plaats in de Betuwe, waarvan ze de naam liever niet noemt. Ze kwam elke dag moe thuis, vertelt ze, moeier dan ze gewend was van haar werk in Culemborg, een kilometer of twintig verderop.

‘De kinderen klommen overal op, maakten dingen stuk, waren drukker. En de ouders zeiden er niets van.’

Jobse, die verpleegkundig specialist is, zag ook dat veel van de ouders te zwaar waren. Net als hun kinderen, trouwens. En dat de kleintjes zich trager dan gemiddeld leken te ontwikkelen. Neem nou de vormenstoof. Een 2-jarige kan over het algemeen het ronde blokje in het juiste gat duwen, een 3-jarige ook het vierkant en de rechthoek, een 4-jarige de driehoek. Maar daar was dat anders.

‘Veel kinderen schoven hun blokjes een beetje over de gaten’, zegt Jobse. ‘Er waren dagen dat geen enkel kind voor het testje slaagde.’

Ook konden ze zich slecht concentreren. ‘Na een paar plaatjes bij de ogentest rukten ze het brilletje af en gingen ze iets anders doen. Echt opvallend.’

Wat het verschil is tussen Culemborg en die andere plaats? Vooral het aantal mensen dat in armoede leeft, zegt Jobse. ‘Dat was daar hoger dan het landelijk gemiddelde. Ik zag dat terug in de spreekkamer.’

Uniek

Dat het voor de ontwikkeling van jonge kinderen uitmaakt in welk huis hun wieg staat, blijkt niet alleen uit die ene observatie van Mirjam Jobse. Het komt ook duidelijk naar voren in een nieuwe studie van de Erasmus School of Economics.

Bekijk hier meer cijfers uit het Rotterdamse onderzoek.

Onderzoekers Coen van de Kraats en Bastian Ravesteijn bestudeerden gepseudonimiseerde gegevens over het gewicht, de taalontwikkeling en de psychische en sociale problemen van circa 153 duizend kinderen geboren tussen 1998 en 2017. De data zijn afkomstig van consultatiebureaus en schoolartsen in vier verschillende regio’s. Ze zijn bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onder strenge voorwaarden te gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek.

‘Er is nog veel onbekend over het ontstaan van kansenongelijkheid in de vroege jeugd’, zegt Van de Kraats. ‘Met deze dataset kunnen we de gezondheid van een grote groep jonge kinderen volgen. Dat is uniek. We begrijpen hierdoor beter hoe een vroege achterstand de levensloop beïnvloedt. En daarna kunnen we onderzoeken hoe de kansen van kinderen verbeterd kunnen worden.’

Eerste verjaardag

Dat armoede ongezond is, blijkt al jaren uit allerhande onderzoeken. Zo melden de tabellen van het CBS dat de armste mensen een levensverwachting hebben die 6 jaar (mannen) tot 8 jaar (vrouwen) lager ligt dan die van de rijkste Nederlanders. Arme mensen bestempelen hun eigen gezondheid minder vaak als ‘goed’ of ‘zeer goed’.

Maar vanaf welke leeftijd ontstaan die verschillen? Tijdens het werkende leven, waar de armsten de zwaarste fysieke arbeid verrichten? Of al veel eerder?

Om daar zicht op te krijgen, koppelde het CBS de gezondheidsgegevens van jonge kinderen aan het gezinsinkomen van de ouders. En dat leverde verontrustende inzichten op. De Rotterdamse onderzoekers, die samenwerkten met het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, stelden vast dat kinderen van de rijkste ouders op alle fronten beter scoren dan kinderen van ouders met de laagste inkomens.

En die verschillen worden al zichtbaar voordat baby’s hun eerste verjaardag vieren.

6.600 gram

Hoeveel er geregistreerd wordt over de ontwikkeling van Nederlandse kinderen, blijkt ook op een doodnormale donderdagmiddag bij een consultatiebureau in Geldermalsen. Daar torst Renee Verweij (26), die in een groentewinkel werkt, de maxicosi met haar zoon Levy naar binnen. Hij is 13 weken oud en begint net een beetje terug te brabbelen, vertelt ze.

Op een tafel ontdoet Verweij hem van zijn kleren, ze bindt hem een schone luier om en deponeert hem dan op de weegschaal. Terwijl Levy wat spartelt, tuurt de assistente van het consultatiebureau naar het display. Ze noteert de uitslag. 6600 gram.

Als ook zijn lengte en de omtrek van zijn hoofd zijn gemeten, mag Verweij de spreekkamer in, waar Mirjam Jobse direct de grafieken erbij pakt. De verpleegkundig specialist wijst naar de groeicurve op het scherm van haar computer: een zwarte lijn die keurig binnen de contouren van een groene band blijft.

‘Dat ziet er mooi uit’, zegt Jobse.

‘Zijn hoofdje is iets te klein, hè?’ zegt Verweij.

‘Aan de kleine kant, ja’, zegt Jobse. ‘Maar nog wel gezond.’

Weegschaal

Gezondheidsverschillen tussen rijk en arm worden niet per se zichtbaar als je een middagje op één consultatiebureau zit. Omdat de steekproef te klein is. Omdat niet duidelijk is wat de bezoekende ouders verdienen. En omdat er ook arme ouders zijn die het gewoon goed doen.

De zorgelijke trend wordt pas duidelijk als je veel gegevens bij elkaar veegt, zoals de Rotterdamse economen deden. Dan blijkt dat de verschillen zich al vroeg manifesteren, en dan vooral op de weegschaal. Bij baby’s van 4 weken zijn ze nog nauwelijks zichtbaar, maar na 4 maanden nemen de grafieken verontrustende vormen aan.

‘Grofweg geldt dan: hoe hoger het inkomen, hoe kleiner de kans dat een kind relatief zwaar is’, zegt Coen van de Kraats van de Erasmus School of Economics. ‘Hoewel dit natuurlijk niet door het inkomen zelf hoeft te komen.’

Als de kinderen ouder worden, ­dalen de verschillen in gewicht iets, maar vanaf een leeftijd van circa 2 jaar nemen ze weer toe. Bij 14-jarigen is de kloof overduidelijk. Van de rijkste kinderen blijkt bijna 1 op de 10 overgewicht te hebben, bij de armste kinderen is dat bijna een 1 op de 4. Het betreft dan groepen met een ­ ouderlijk jaarinkomen van respectievelijk gemiddeld 250 duizend euro en van net iets minder dan 14 duizend euro.

Stress

Waarom hebben de armste kinderen meer kans op overgewicht? De Groningse hoogleraar gezondheidseconomie Jochen Mierau, die niet bij het Rotterdamse onderzoek betrokken is, wijst eerst op de eenvoudigste verklaring: arme mensen eten ongezonder en ze bewegen minder. ‘Een kind wordt te dik als het meer calorieën binnenkrijgt dan het verbrandt.’

Op de achtergrond speelt stress een cruciale rol, zegt Mierau. Want wie moet rondkomen van een laag inkomen en ook nog te kampen heeft met schulden, neemt minder goede beslissingen, zo blijkt uit onderzoek.

Misschien kiezen arme ouders er vaker voor hun huilbaby een extra fles te geven. Misschien nemen ze, door al hun kleine baantjes, hun peuters niet mee naar de speeltuin om de calorieën uit hun lijf te kunnen rennen. Of misschien serveren ze te veel chips, want dat is ‘zo ongeveer de goedkoopste manier om aan je calorieën te komen’.

Mirjam Jobse zag de onverstandige keuzen in de praktijk. Ze vertelt over een arm gezin met een enorme tv aan de muur. De kinderen speelden de nieuwste computerspelletjes. ‘Die moeder vertelde dat ze veel leningen hadden. En toen een belastingvoordeel kregen. Om te voorkomen dat schuldeisers hun geld kwamen halen, besloot ze spullen te kopen. Zodat haar kinderen ook eens wat leuks kregen.’

Verhaaltje

Op het consultatiebureau in Geldermalsen stapt Carolina Ververs (29) binnen met haar zoon Hendrik. Terwijl ze de vragen van Jobse beantwoordt, onderzoekt de 3-jarige jongen het aanwezige speelgoed. Hij houdt de kaken stijf op elkaar.

‘Vertelt hij weleens een verhaaltje?’, wil Jobse weten.

‘Ja’, zegt zijn moeder. ‘In februari was dat minder. Dat vonden we wel zorgelijk, omdat hij bijna naar school moet. Maar het komt goed.’

Jobse roept Hendrik er vervolgens bij, waarna ze hem een paar spelletjes laat doen. Zonder problemen duwt hij de blokjes in de vormenstoof. In de tekenopdracht heeft hij weinig zin. Pas als Jobse naar haar computer kijkt, grijpt de jongen het potlood om een kruis en een cirkel op papier te zetten.

‘Ik hoor hem nu niet praten, dus ik kan niet goed beoordelen of ik hem kan verstaan’, zegt Jobse. ‘Misschien zegt hij straks nog iets.’

Maar dat blijkt vergeefse hoop.

‘Mama eten’

Dat Hendrik nu niet praat, zegt natuurlijk niets over het inkomen van zijn ouders. Maar omgekeerd valt er wel iets te zeggen over de kans dat een kind een achterstand oploopt bij de taalontwikkeling. Die is namelijk groter voor kinderen uit arme gezinnen.

Van 2-jarigen registreren consultatiebureaus of ze in staat zijn zinnetjes van twee woorden te maken. ‘Mama eten’, bijvoorbeeld. Kinderen uit gezinnen met een laag inkomen blijken daar op die leeftijd aanzienlijk minder vaak toe in staat, blijkt uit het onderzoek van de Erasmus School of Economics. 21 procent van de armste kinderen kan het niet, tegenover 6 procent van de rijkste kinderen.

Arme 2-jarigen zijn ook minder succesvol bij een test met een pop. Daarbij vraagt de arts of verpleegkundige of een kind achtereenvolgens de ogen, de mond, de buik, de voet, het haar en de hand kan aanwijzen. Van de kinderen uit de armste gezinnen slaagt circa 15 procent er niet in. Van de rijkste kinderen is dat circa 3 procent.

De armste kinderen krijgen van de arts of verpleegkundige op het consultatiebureau ook veel vaker het oordeel ‘twijfelachtig’ of ‘onvoldoende’ waar het de taalontwikkeling betreft: 41 procent tegenover slechts 11 procent bij kinderen van de rijkste ouders.

Tekenfilmpje

Deskundigen dragen verschillende verklaringen aan voor de verschillen in taalontwikkeling tussen rijk en arm. Mirjam Jobse, die voor een masteropleiding onderzoek deed naar de gevolgen van kinderarmoede, wijst er bijvoorbeeld op dat arme mensen vaker dan gemiddeld laaggeletterd zijn of een verstandelijke beperking hebben. ‘Zij praten minder met hun kinderen’, zegt ze.

Mogelijk zijn veel arme ouders zich er ook niet van bewust hoe belangrijk het is om met kinderen te praten. Zo vertelt Jobse dat ze ouders kent die niet met hun kroost spreken wanneer ze happen pap naar binnen lepelen, maar een telefoon of tablet klaarzetten met een tekenfilmpje erop.

En dan is er nog de armoede zelf, die invloed heeft op het brein. ‘De stress leidt tot een lager IQ’, zegt Jobse. ‘Ook bij kinderen. Dat kan op 16-jarige leeftijd wel 15 punten schelen. Dat zie je ook terug in de taalvaardigheid. Soms wordt het weer beter zodra de armoede verdwijnt.’

Buikpijn

Alsof het allemaal nog niet genoeg is, blijkt uit het Rotterdamse onderzoek dat de armste kinderen ook op een derde punt slechter scoren dan rijke kinderen: de psychische gezondheid.

Die meten Nederlandse jeugdverpleegkundigen of -artsen bij kinderen in groep 2 en groep 7 van de basisschool en klas 2 van de middelbare school. Ze leggen ouders, leerkrachten en later het kind zelf een Strenght and Difficulties Questionnaire (SDQ) voor, een vragenlijst voor het signaleren van psychische en sociale problemen bij kinderen. Daarin moeten ze – onder meer – aangeven of het kind gehoorzaamt, driftbuien heeft en gemeen doet tegen anderen.

‘Zorgelijke scores komen vaker voor in de gezinnen met de laagste inkomens’, zegt Coen van de Kraats. Op 6-jarige leeftijd heeft 5 procent van de rijkste kinderen een score die wijst op een hoog risico op psychische en sociale problemen. Bij de armste kinderen is dat liefst 18 procent. Die verschillen bestaan ook nog als de kinderen 14 jaar oud zijn.

Mirjam Jobse herkent dat uit de praktijk. Kinderen die opgroeien in armoede hebben vaker last van gedragsproblemen of angsten, zegt ze. Ook hierbij noemt ze stress als oorzaak. ‘Arme ouders voeden vaak wat rauwer op, zijn vaker kortaf, geven minder complimenten. En dat zie je terug in het gedrag van kinderen.’

Jochen Mierau beaamt dat. Sommige ouders hebben zoveel moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, dat ze minder tijd aan hun kinderen besteden. ‘Die raken dan emotioneel verwaarloosd.’

Op het matje

Valt er iets te doen tegen de enorme verschillen tussen de rijkste en de armste kinderen? Mierau ziet mogelijkheden, al is er wel daadkracht nodig. De hoogleraar zou graag zien dat er duidelijke doelen worden geformuleerd en dat bewindspersonen daar ook op worden afgerekend. ‘Loopt de staatsschuld op, dan moet de minister van Financiën zich in de Kamer verantwoorden. Waarom wordt de minister van Volksgezondheid niet op het matje geroepen als de gezondheidsverschillen zijn toegenomen?’

Ook vindt hij dat de schuldenproblematiek aangepakt moet worden. ‘Iedereen kan bij de Wehkamp op afbetaling een televisie kopen. Voor 50 euro per maand. Maar kun je dat niet meer ophoesten, dan explodeert zo’n schuld. Dat zorgt voor stress. De overheid zou daar een grens aan moeten stellen.’

En dan zijn er nog de eenvoudige ingrepen die overgewicht kunnen voorkomen. Zet bijvoorbeeld watertappunten neer bij speeltuinen, zodat kinderen meer water drinken. Verwijder frisdrankautomaten van middelbare scholen. En betaal de sportclub voor kinderen uit arme gezinnen. ‘Misschien maken sommige mensen daar misbruik van, maar dat is dan maar zo.’

Taboe

Mirjam Jobse is ervan overtuigd dat de jeugdgezondheidszorg een belangrijkere rol moet spelen bij het verkleinen van de gezondheidsverschillen. En dan heeft ze het niet alleen over het doorverwijzen van kinderen met een dreigende taalachterstand naar de vroeg- en voorschoolse educatie. Of over de bestaande programma’s om overgewicht bij kinderen te bestrijden en om kwetsbare ouders te ondersteunen bij de opvoeding.

Ze vindt ook dat jeugdartsen en verpleegkundigen op het consultatiebureau alerter moeten zijn op de financiële situatie van gezinnen. Zelf vraagt ze er daarom tegenwoordig geregeld naar. ‘Het is een taboe’, zegt ze, ‘maar als wij armoede ter sprake brengen, blijken mensen best bereid erover te praten.’

Wel vindt ze dat ze het onderwerp alleen mag aansnijden als ze mensen daadwerkelijk iets te bieden heeft. ‘Het zou mooi zijn als we ouders direct kunnen doorverwijzen naar een inloopspreekuur een kamer verderop. En dat daar dan mensen zitten die kunnen helpen de gezinnen weer financieel gezond te maken. Of die eenmalig een matras of een bril voor ze regelen. Maar dat zijn wensen, hè? Zover is het in onze regio nog niet.’

Blauw

In Geldermalsen blijkt op deze donderdagmiddag ook dat armoede niet altijd leidt tot ellende. Aan het eind van de middag komen Khalid (41) en Rania Ghanim (33) de spreekkamer van Mirjam Jobse binnen. Ze zijn gevlucht uit Syrië en hebben sinds kort een huis in Tricht. De 3-jarige Malak – wat ‘engel’ betekent in het Arabisch – kruipt bij haar vader op schoot.

‘Haar lengte ziet er goed uit’, zegt Jobse. ‘Een mooie lengte. En het gewicht is ook goed.’

‘Gelukkig’, zegt Rania, die alles lijkt te begrijpen als Jobse maar langzaam spreekt.

Even later pakt Jobse de vormenstoof erbij, voor een spelletje met Malak. Het meisje duwt alle blokjes in de juiste vakken.

‘Die is blauw’, zegt haar moeder.

‘Blauw’, herhaalt Malak.

Als het gezin weer vertrokken is, komt Jobse er nog even op terug. ‘Deze ouders steken veel energie in hun kinderen’, zegt ze. ‘En de moeder stimuleert Malak, bijvoorbeeld door de kleuren te oefenen. Zo zie je dus maar. Het gaat echt niet om inkomen alleen.’

Meer cijfers uit het Rotterdamse onderzoek en een uitgebreide verantwoording over de gebruikte methodiek en de manier waarop de privacy van de kinderen en gezinnen in het onderzoek is gewaarborgd op volkskrant.nl/wieg

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/in-de-wieg-al-op-achterstand-bij-baby-s-van-4-maanden-is-de-ongelijkheid-reeds-te-zien~b22e4803/

Afbeelding van ErikaWittlieb via Pixabay

Ontdek meer

Volledig overzicht bekijken?