Integraal werken in de jeugdzorg

Integraal werken jeugdzorg

Delen op Social Media

Leestijd: 6 min.

Integraal werken in de jeugdzorg


Wat werkt goed en wat kan er beter?

Toen in 2015 jeugdzorg werd gedecentraliseerd, moesten zorgteams zich heel anders gaan organiseren. Psycholoog Laura Nooteboom bracht voor haar promotieonderzoek in kaart wat er goed gaat en waarom, en bedacht praktische handvatten voor uitdagingen waar integraal werkende teams nog mee kampen. Daar wordt CCE Programmaleider Jeugd en Coördinator Dorothé van Kempen enthousiast van: “Dit zijn handige overzichten om langs te lopen, voor op het bureau van elke jeugdprofessional.”

Precies tijdens de grote transformatie van jeugdzorg ging Laura Nooteboom aan de slag als psycholoog voor een wijkteam. Gemeenten moesten zelf jeugdzorg gaan organiseren en dat is complex, omdat integraal werken niet alleen inhoudt dat je met brede blik naar de problematiek kijkt, maar ook samenwerkt met professionals van verschillende expertises. Laura: “Ik keek wel eens rond en dan dacht ik: ál die mensen die allemaal op een verschillende manier werken.”

Toen de kans kwam om als onderzoeker de werkwijze goed in kaart te brengen, greep ze die met beide handen aan en in april 2021 promoveerde ze op haar proefschrift ‘Towards increased understanding of integrated youth care’. Niet alleen geeft ze hierin goed weer wat er wel en niet vlot verloopt bij integraal werken, het geeft ook praktische handvatten om bijvoorbeeld een teamoverleg soepel en efficiënt te laten verlopen. “Het helpt om een paar elementen uit die modderige brij van integraal werken te halen. Dat overzicht is voor heel veel mensen een eye-opener. Ik presenteer eigenlijk de open deuren, maar zet ze zo op een rij dat ze op hun plek vallen.”

Iets wat Dorothé van Kempen toejuicht. Ondanks dat ze in haar werk bij CCE heel wat goedwerkende integrale teams ziet, zijn er veel onderlinge verschillen. Ook schrikt ze er wel eens van hoe lastig het kan zijn om met zoveel verschillende partijen aan tafel tot een gezamenlijke visie te komen. Hoe complexer een gezinssituatie, hoe meer hulpverleners en hoe ingewikkelder. Soms heeft dat vervelende bijwerkingen. Van Kempen: “Ik hoorde eens een meisje zeggen: ‘als er zoveel mensen over mij nadenken, dan moet het wel heel erg gesteld zijn met mij’. Bij een consultatie denk ik daarom altijd na of iedereen aan tafel wel echt nodig is.”

Waarom is integraal werken juist bij gezinnen met meervoudige problematiek een uitdaging?


Laura: “Er is niet een enkele professional of organisatie die meervoudige problematiek kan oplossen. Ouders begrijpen dit vaak wel, maar als professionals langs elkaar heen gaan werken, raken gezinnen overspoeld. In de praktijk moet er veel aandacht worden besteed aan de vraag ‘wie heeft regie in dit proces’. Er is een regisseur, maar die gaat vooral over de inhoudelijke eindverantwoordelijkheid. Er mist iemand die over de organisaties heen kan kijken, het proces begeleidt en de lijm is tussen verschillende hulpverleners.

Dorothé: “Daar lopen we ook tegenaan in onze consultaties. De taken en rollen zijn niet meer duidelijk, mensen willen weten wie de regie heeft op het proces en op de inhoud. Als het erg ingewikkeld is, dan gaan mensen naar elkaar wijzen: dat is jouw taak of rol. Dat werkt vooral vertragend en is hinderlijk voor ouders en gezinnen. Wij merken dat als wij dan ook nog betrokken worden, dat we dan als CCE in die rol geduwd worden en dat is niet de bedoeling. Wij adviseren en ondersteunen, maar voeren niet uit. Dat vraagt elke keer een voortdurende afstemming.”

Wie is er dan eigenlijk wél verantwoordelijk?


Laura: “We zijn met elkaar verantwoordelijk, als hele keten, van lichte basishulp tot gespecialiseerde zorg. De gezinnen hebben niet een stukje van de keten nodig, maar de ene keer weer wat lichtere hulp, dan weer wat zwaardere. Daar moeten we flexibeler in worden, maar dat vraagt om een cultuurverandering in de hele keten.”

Dorothé: “Soms zijn verantwoordelijkheden gewoon niet zo duidelijk. Ook ik vind het wel eens verwarrend. Als bijvoorbeeld een jongere in een instelling verblijft met een ondertoezichtstelling, dan moet er een andere plek gezocht worden. De jeugdbescherming en de zorgaanbieder wijzen dan naar elkaar. Vanuit CCE proberen wij te zorgen dat partijen het zien als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het advies wat we vaak geven is: vorm een kernteam dat de lijnen uitzet. Anderen worden ingeroepen als nodig. Ik merk dat als wijkteams dat oppakken de zaak vaak weer vlot getrokken wordt.”

Hoe zorg je dat hulpverleners elkaar kunnen vinden?


Dorothé: “Ik merk dat professionals elkaar niet altijd even goed kennen. Denk aan een GGZ-professional die niet precies weet wat je van een zorgboerderij mag verwachten. Soms zijn er vooroordelen of oordelen over elkaar, waardoor samenwerking ingewikkeld is. Of er bestaan verschillende visies: een GGZ-professional kijkt vaak naar de stoornis en zoekt daar behandelingen bij om de cliënt weer meer autonomie te geven. In de gehandicaptenzorg daarentegen kijken professionals meer naar de ondersteuning en kwaliteit van leven van de cliënt en minder naar de autonomie. Dat botst wel eens. Voor allebei valt iets te zeggen, maar hoe vind je elkaar dan?”

Laura: “Uit mijn onderzoek blijkt dat bekendheid met andere organisaties en professionals een heel belangrijk werkzaam element is. Weten wie de ander is, wat hij kan en waar je iemand kan vinden, dat is de basis.”

Dorothé: “Ik merk dat in de samenwerking vaak wordt vergeten om onderwijs te betrekken in integrale teams, terwijl dit zo’n belangrijk onderdeel is van het dagelijks leven van een kind en bijdraagt aan kwaliteit van leven.”

“Bij gezinnen met meervoudige problematiek zijn vaak veel mensen betrokken. Dat vraagt om goede samenwerking en een antwoord op de vraag ‘wie heeft de regie in dit proces’.”
Stel dat alle organisaties gaan samenwerken, kost dat niet ontzettend veel tijd?


Laura: “Je hoeft niet altijd alles samen te doen; soms is een kort linkje of verwijzing genoeg. Soms weten betrokkenen niet zo goed welke verschillende vormen van integraal werken er eigenlijk zijn.”

Dorothé: “Dat herken ik. Wat enorm helpt is om het traject te starten met een brede en systemische inventarisatie, wat is er allemaal aan de hand. We kijken naar de diverse levensdomeinen van de jongere en de interactie met de context. Die bevindingen geven we terug. Belangrijk is dat er door middel van uitwisseling een gezamenlijk akkoord komt op de bevindingen. Daarna kun je kijken wie doet nu wat en wanneer.”

Hoe gebruiken integrale teams hun overleggen efficiënt?


Laura: “We zagen tijdens het onderzoek dat er heel veel tijd gaat zitten in overleggen: casuïstiekbespreking, intervisie en gewone overleggen. Ik wilde weten welke bouwstenen helpen een overleg tot een succes te maken. Een ervan is het doel vaststellen: waarom zitten we hier en wat gaan we met elkaar bespreken? Zet je de gedeelde besluitvorming centraal dan ga je veel scherper het gesprek met elkaar in. Denk na over hoe je de ouders goed voorbereid zodat ze niet overspoeld raken, of je de juiste mensen aan tafel hebt zitten en hoe je het vervolg goed vormgeeft.”

Dorothé: “Soms gaan teams iets te snel in de actiestand. In de jeugdzorg moet alles snel en is er altijd hectiek. Het ontbreekt vaak aan tijd om te bedenken of een vrijgekomen plek ook echt is wat de jeugdige nodig heeft. We willen allemaal het beste. Vertragen helpt dan.”

Als er beter wordt samengewerkt, merken ouders en jeugdigen dat ook?


Dorothé: “Ouders voelen zich soms niet gezien als deskundig, terwijl het hun kind is en zij ook gehoord willen worden. In onze trajecten proberen we hier aandacht voor te krijgen. Ouders én jeugdigen zijn altijd betrokken bij de start van een consultatie. In ons project JeugdzorgPlus nemen we de jeugdigen als uitgangspunt: wat wil jij, hoe zie jij je perspectief en wie vind jij het belangrijkst, wie moet er betrokken worden?”

Laura: “Er wordt wel eens vergeten om ouders bij de hand te nemen en uit te leggen hoe een proces werkt. Je moet bij elke stap transparant zijn. Ouders willen best informatie delen, vinden het prima dat er meerdere hulpverleners betrokken worden, maar willen wel weten waarom. Ik vergeet nooit meer dat een vader tijdens een onderzoek tegen me zei: ‘ik snap niet wat mijn financiële problemen ertoe doen als ik mijn kind aanmeld voor hulp’. Ik denk dan: ‘mooi, er is met een brede blik gekeken’. Maar waarom die brede blik belangrijk is, is niet uitgelegd aan de ouders. Die vader dacht: ‘waar bemoei je je mee, het gaat om het kind’. Leg uit wat een integrale aanpak inhoudt en waarom je vragen stelt over verschillende levensgebieden.”

Kunnen teams ook leren van elkaar?


Laura: “Jazeker, we hoeven niet allemaal zelf opnieuw het wiel uit te vinden. Wat in Amsterdam werkt, kan ook in Utrecht werken. Ik hoop dat overkoepelende expertiseteams en expertisenetwerken van elkaar gaan leren. Het risico is wel dat al die partijen weer nieuwe eilandjes worden. De initiatieven schieten op dit moment als paddenstoelen uit de grond. Er zijn integrale wijkteams, integrale specialistische wijkteams, regionale expertiseteams, experttafels, doorbraaktafels, ga zo maar door. Hopelijk is er het besef dat integraal werken verdergaat dan het opzetten van structuren.”

Dorothé: “Daar ben ik wel tegenaan gelopen, dat instellingen bevindingen niet altijd delen met elkaar, terwijl ze voor dezelfde groepen kinderen en jongeren werken. Wat ik leuk vind aan CCE is dat we zo’n breed netwerk hebben en daardoor consulenten uit verschillende sectoren met elkaar kunnen verbinden. Een expert uit bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg kan iets brengen binnen de jeugdzorg, of een kinder- en jeugdpsychiater helpt in een gehandicaptenzorgsetting. Dat die kennis zo makkelijk beschikbaar is, dat gun je eigenlijk elk wijkteam.”

Tekst: Chantal van der Leest

Bron: https://cce.nl/publicatie/integraal-werken-de-jeugdzorg

Afbeelding van Michal Jarmoluk via Pixabay

Bekijk meer artikelen

Ontdek meer

Volledig overzicht bekijken?